MOETEN WIJ AARDSE GOEDEREN VERSMADEN?
Men vertelt van de Griekse wijsgeer Socrates dat deze eens glimlachend stond te kijken naar allerlei goederen die op de kade lagen opgestapeld en die even tevoren door een schip waren aangevoerd ,,Waarom lacht u" vroeg een der omstanders aan de kleine dikke filosoof. Socrates moet hebben geantwoord: ,,Ik glimlach als ik er aan denk, wat ik allemaal NIET nodig heb!" Inderdaad is dit een wijsgerige uitspraak en hoe hoger de mens op de geestelijke trap der evolutie is geklommen hoe minder hij zal hechten aan aards bezit. Deze stelling kan worden geïllustreerd door de volgende voorbeelden: Indien wij primitieve volkeren bestuderen zoals die bv. nog voorkomen in de binnenlanden van Afrika of Zuid Amerika dan zullen wij kunnen opmerken dat deze alles wat zij zien graag willen bezitten, vooral als het voorwerp in kwestie fel van kleur is of erg glinstert. Daarom kon het ook gebeuren dat indertijd gewetenloze handelaars waardevolle goederen zoals land of bont van deze mensen in ruil kregen voor een handvol kleurige kralen, wat spiegeltjes of enkele fel gekleurde doeken. De waarde van de goederen werd door de primitieve mens beoordeeld naar de kleur, de glans of het geschitter dat het voorwerp bezat. Ofschoon wij niet zo naïef zijn te willen beweren dat het beschaafde Westen deze primitieve trek reeds helemaal heeft overwonnen, durven wij toch vast te stellen dat er in het Westen althans reeds velen zijn die klatergoud van echt goud weten te onderscheiden. Velen, dit houdt dus tevens in ,,lang niet allen"! Alleen is het nu zo, dat de mens doorgaans beter de waarde ( al is dit laatste voor de filosoof een uiteraard zeer relatief begrip) kent van de voorwerpen van zijn begeerte dan voorheen. De primitieve trek van de begeerte op zichzelf is echter gelijk gebleven. Toch zijn er --- gelukkig voor de wereld --- in de beschaafde landen zowel in het Oosten als in het Westen reeds vele mensen die niet meer aan bezit hechten. Deze toestand duidt op geestelijke ontwikkeling en aangezien dit verschijnsel bij de primitieve mens niet voorkwam is het gerechtvaardigd aan te nemen dat deze geestesgesteldheid als evolutie mag worden gekenmerkt. Alles wijst er tenminste op dat de toekomstige taak van de mensheid voornamelijk op geestelijk terrein zal liggen en daarom moet de begeerte naar het stoffelijke op de achtergrond worden gedrongen opdat wij ons hiervan zullen kunnen bevrijden en zodoende zonder enige ballast ons hogere doel zullen kunnen nastreven. Moeten wij nu de gevolgtrekking maken, dat alleen zij, die geen waarde hechten aan aardse goederen, geestelijk ver zijn, of is het nastreven van bezit verachtelijk en primitief? Zeer zeker moeten deze vragen met ,,neen" worden beantwoord! Indien dit waar zou zijn dan zou ook het bezit van een hoge hoed en een smoking reeds op beschaving moeten duiden en zulk een bewering zouden wij niet graag voor onze rekening willen nemen. Neen, zo simpel laat zich deze zaak ook weer niet stellen. Het bezit van goederen, ook al zou u er pakhuizen mee hebben vol zitten, bewijst niets. Alleen de geestesgesteldheid waarmee u tegenover deze goederen staat is van belang. Bezit u de goederen of bent u zelf het bezit daarvan! Kunt u van stoffelijke dingen genieten zonder hieraan te zeer te gaan hechten en er de slaaf van te worden dan is het bezit alleszins te rechtvaardigen. De moderne wijsgeer gaat niet meer in een ton wonen en ontzegt zich evenmin de genoeglijkheden van het leven! Hij staat met beide benen op de grond en geniet wellicht nog intensiever van de ,,vreugden des levens" dan de materialist die geheel slaaf is geworden van zijn bezittingen. Hij vindt het alleen lachwekkend dat huwelijken stranden omdat de vrouw het bezit van haar meubels hoger aanslaat dan de gezelligheid en harmonie in haar huis; of dat er een mens zelfmoord pleegt omdat hij wat goederen is kwijtgeraakt! Is het leven van een mens werkelijk ondergeschikt aan dat van een paar voorwerpen van ijzer, hout of textiel!? Men zou hierop bijna ,,ja" zeggen als men de maatschappij beziet! De verstandige mens zal dus wel van het leven genieten maar er nimmer de slaaf van worden en zich zodoende erin verliezen. Deze toestand bereiken we echter niet door ons van de wereld af te zonderen, zoals velen denken te doen, want hiermee gaan wij de moeilijkheden alleen maar uit de weg zonder ze echter te hebben overwonnen. Neen, de werkelijke overwinning van de materie beleven wij pas, wanneer we er midden in staan en wij er ons toch van kunnen vrijmaken. Slechts wanneer we dit kunnen dan pas mogen we spreken van ,,overwinning van de geest".
N.B