EN GOD SPRAK: ,,LAAT ONS MENSEN MAKEN!''
De Bijbel begint met onwaarheden, omdat, toen de bijbelschrijvers begonnen te schrijven, de Schepping reeds miljoenen jaren gereed en de Aarde bevolkt was, ook de Ruimte en het Hiernamaals! Er is wedergeboorte en licht. Ja, een dood is er ook, maar, die is er niet, want de Meesters, de kinderen, die in de astrale wereld het bewustzijn ontvingen en zich eigen mochten maken kunnen vaststellen: De dood is evolutie, het universele aanvaarden ten opzichte van de God van al het leven, de Albron. Er is reïncarnatie -- u kunt telkens weer een nieuw organisme, een nieuw leven ontvangen, omdat u in één leven niets kunt bereiken! Heeft de God van al het Leven dit voor Zichzelf uitgedacht? Nee, dat zijn wetten, dat is waarheid, dat moest, zou en kon niet anders! Dat kon niet anders, omdat de Ruimte door wetten is ontstaan en de verdichtingswetten onderging! Wij hebben een embryonaal en een visstadium ondergaan, gingen vanuit de wateren op het land, vanuit het oerwoud naar de stad, er ontstonden betere maatschappelijke toestanden. ,,God'' zweefde over de Aarde om de kinderen wakker te schudden en het hoogste bewustzijn voelde mystiek door occulte wetten. Het beleven, het aanvaarden van 't leven, moeder en vaderschap, was reeds een mystieke wet, een realiteit, een fundament voor de Ruimte voor dit gebeuren. Er kwam verandering. Elk woord kreeg Ruimte, betekenis, direct contact en universele ontleding als waarheid, dat eens wetenschap zou worden en kwamen Socrates, Plato, Aristoteles. De Tempels in China, Japan en het oude Egypte ontstonden, waar men van Ra, Re, Isis en Amon-Re hoorde: ,,Gij leeft in mijn hart, ik wil u volgen, zalf mij. Indien ik de wetten van uw Ruimte onderga, beleef ik leven en dood. Ik ben gereed om kastijding te ondergaan, zelfmoord en vernietiging. Ik ben gereed om in de wateren af te dalen, uit te treden, waardoor gij mij ziet en mij mismaken kunt. Maar ik wil leven, liefde en licht zijn, altijd geven aan hen, waarmee ik leef, die mij toebehoort.'' Dat was Egypte. Maar de bijbelschrijvers hadden zich aan dat bijbeltje, die vertellingen, te houden en begonnen:,,En God zei: Laat ons mensen maken.'' Die arme kleutertjes van de bijbel begonnen met wat klei en levensadem, zij zetten De Here naast zich neer, want De Here kon alles en was wind, regen, donder en bliksem. De Here daalde in die klei af, gaf die klei wat levensadem en zei: ,,Pff, dat is de eerste mens.'' Daarmee begon dat kind van vier jaar -- volgens menselijk bewustzijn -- in de kleuterklas van de Ruimte de bijbel te schrijven met: ,,God maakte van wat klei en levensadem een mens.'' Maar hoe de mens -- dit voelde men van binnen niet eens -- het leven kreeg, dat wist men niet. Ja, als men ook van klei en levensadem is ontstaan! Maar zij stonden er best op, zij stonden er zo goed op, dat zij eigenlijk niet konden begrijpen, wat die klei te betekenen had, want klei is toch maar eigenlijk stof. Zij zaten bij een vuurtje bijeen, namen wat aarde in de handen en de ene zei tegen de ander: Geloof jij, dat wij hieruit geboren zijn? Dit is toch ook klei, beziel het eens?'' De ander deed ,,Pff'' -- zo deed De Here -- en blies, blies en blies -- hij stormde ook -- maar er gebeurde niets, want klei is klei en levensadem is levensadem -- maar, is gevoel. En dat gevoel miste deze mens. Er is geen bewustwording om klei te bezielen! Heeft God gekund! Maar niet voor de mens! Dat zou de Aarde zijn, de stof waar gij op lopen kunt, een begaanbare planeet zou dit worden. Meer niet, maar ook niet minder! Wanneer dit u duidelijk is, dan moet u toch kunnen aanvaarden, dat het woord van God, van De Here, nu er zoveel eeuwen zijn voorbij gegaan, zich heeft ontwikkeld tot hetgeen u nu weet. Gij hebt dit machtige, universele geschenk in u op kunnen nemen en kunt u nu zeggen:
,,Waarachtig, dit is de waarheid, onze theologen vertellen kletspraat en zitten nog -- deze universiteitskinderen -- aan de bijbel vast, spreken in de twintigste eeuw nog over verdoemenis en eeuwigdurend branden.'' Zo angstig, zo zelfbewust, zo fantastisch sterk hebben die Meesters hun werk afgemaakt, dat zij na duizenden eeuwen, nog in de narigheid en het onbewuste voortgaan en die afbraak, die verdoemenis, dat eeuwigdurende verbranden niet eens meer willen verliezen. Dat is nu de twintigste eeuw, dat heet Den Haag, Amsterdam, Parijs, Rome, Berlijn, New York, China en Japan, dat heet ,,Mensheid''. Ja, er zijn er, die zich hebben losgemaakt van verbranding, en eeuwige verdoemenis. Wij kregen de metafysische leer, de tempels uit Tibet, China, Japan en -- Gode zij dank -- het oude Egypte, want de mens ging verder. Om de bijbel, om die dogmatische stellingen heen, bewoog zich de mens over de Aarde, zocht naar de metafysische wetten, de waarheid en het gevoel: Wie ben ik, ik ben mens. Nu gingen er enkelen, die ook weer van Gene Zijde werden bezield, zich afvragen: Wat ben ik als mens? Waarom ben ik moeder en anders dan hij? Waarom ben ik dit en hij dat? Waarom moet ik van hem ontvangen en moet hij mij geven? Waarom moet ik slapen, vroeg de mens zich in die tijd af! En toen de eerste mens -- ook weer uit dat licht ontstaan en naar de Aarde gekomen - zich afvroeg: ,,Wat ben ik, wat doe ik wanneer ik slaap, wanneer ik daar neerlig? Waarom moet ik slapen?'' Toen daalde deze in de mystiek af. U leest in de boeken ,,Geestelijke Gaven'', hoe de eerste magiër, de fakir, de yogiër werd geboren.
Deze trok zijn levensaura in zijn linker en daarna in zijn rechterhand op. Hij maakte zich vrij, legde zich in zijn kerker neer, had geen voedsel meer nodig, voelde zich buiten het organisme en deze wereld en zei tot zichzelf: ,,Nu zal ik proberen, daar ook mijn hoofd en benen te krijgen, dan ga ik wandelen.'' Is het niet doodeenvoudig, om dit alles, deze reine klaarte te aanvaarden, ten opzichte van verdoemenis, afbraak, vernietiging en eeuwigdurend branden? Wat doet gij nu? Waarom leeft gij? De eerste yogiër bracht zichzelf in de astrale wereld en zweefde er rond, maar verzuimde te blijven denken -- hij voelde zich gelukkig. Vlug daalde er -- dat leest u in ,,Geestelijke Gaven'' -- iemand in zijn organisme af en had hij de bezetenheid te aanvaarden, maar door de bewuste zelfmoord -- door verdrinking -- , kwam hij van de krankzinnigheid vrij, had zijn eeuwigheid weer in handen en ging opnieuw terug, wel duizenden malen, om de dood, het loskomen van de stoffelijke stelsels, te overwinnen. Want ook hij had een Ruimte te vertegenwoordigen. De mens bezat nu de bijbel -- vader Abraham, Izaäk en Jacob, daarna Mozes, Isaï en de profeten -- maar wist reeds aan het leven contact te schenken, tussen stof en ziel. De Meesters, de engelen uit de sferen van licht, begrepen: Nu gaan wij beginnen om het innerlijke leven, de ziel en de geest tot ruimtelijke ontwaking te voeren. Toen kwam Egypte tot stand. En nu zijt gij in de twintigste eeuw de kinderen voor deze oneindigheid. U bent de kleutertjes, niet meer van de laagste klassen en hebt ander bewustzijn gekregen.Dit wordt de bewustwording voor deze mensheid:
Verdoemdheid, eeuwigdurend branden zal oplossen en verdwijnen, want de mens gaat als vader en moeder naar zijn Al terug, om daar de God van al het leven, in al zijn graden en wetten te vertegenwoordigen, uit te dragen en te verkennen. En dan kan hij zeggen: ,,Wanneer ik mijn licht aan deze Ruimte ontneem, zal er duisternis komen. Nu hebben wij met klei en levensadem niets meer te maken, wel met de bezieling, die onder ons hart leeft.'' Wij spreken met de Meesters, dragen de moeder door de oneindigheid heen, ontvangen de universele waarachtigheid, de rechtvaardigheid en de welwillendheid, omdat wij de Christus leerden kennen en Hij vanuit Zijn Goddelijke Al naar de Aarde kwam, in Getsemané neerknielde om Golgotha te bestijgen en daarin het kwaad, het onbewuste voor deze wereld, deze mensheid te overwinnen. Voor u zelf zult gij door de Meesters -- door de metafysische leer, André, Dectar en u zelf, uw voelen en denken -- aan elke gedachte tornen en die terugvoeren naar de Godin van Isis, naar de tempels, naar Christus, naar God!
H. R.