DE SLAAP 1. 
Elseviers Weekblad publiceerde onlangs een artikel ,,Het fenomeen van de slaap", door Prof. Dr. Jongbloed, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Hierin word door Pro. Jongbloed vastgesteld, dat de wetenschap allerminst de slaap heeft kunnen doorgronden. Sterker nog: ,,Zelfs een algemeen aanvaarde definitie van de slaap bestaat niet". Prof. Jongbloed, die het onderwerp uit wetenschappelijk oogpunt heeft bestudeerd, werpt de volgende vragen op: Waarom zijn wij wakker en waarom slapen wij? Wat is het primaire, de slaap of de waaktoestand? Men kan in dit verband opmerken, dat de slaap dient om de indrukken, die in de voorafgaande waakperiode zijn ontstaan, te verwerken en het organisme te sterken voor de volgende waakperiode. Zo gezien is dus de waaktoestand het eerste punt van uitgang. Men kan misschien met evenveel, zo niet meer, recht de zaak omdraaien en zeggen, dat onder natuurlijke omstandigheden de waaktoestand slechts nodig is om voldoende voedsel te bemachtigen en er verder alleen maar geslapen behoeft te worden en dat de waaktoestand dus slechts een noodzakelijke onderbreking van de slaap is. Een ander kenmerk is dat de slaap soms ook nog onderbroken kan worden in geval van dreigend gevaar. Tot zover Prof. Jongbloed over het fenomeen van de slaap. Welk een heerlijk ,,zinvol" leven zou het zijn, als God zijn schepselen op aarde zou hebben geplaatst met als hoofddoel om alleen maar te slapen en om noodgedwongen van tijd tot tijd wakker te worden om te eten, een of andere vijand te vernietigen, teneinde hierna weer rustig verder te slapen. 

Dat zou inderdaad zeer ,,mooi" zijn, zelfs roerend in zijn eenvoud, maar nogal minderwaardig. Als wij werkelijk iets van het mysterie van de slaap willen weten, dan raken wij een occult probleem, dat in het Westen voorlopig nog niet zal worden opgelost, althans niet als men de ingeslagen weg blijft volgen. Een leerling-priester in het oude Egypte moest eerst de slaap leren kennen voordat hij verder kon gaan met zijn tempelstudies. Een Yogi of Lamapriester weet ook wat de slaap betekent voor het leven. In het Oosten leert men, dat de slaap zeven graden --diepten -- kent. Slechts de eerste vier graden kunnen door de Westerling worden beleefd. De laatste drie diepen echter niet. Een uitzondering hierop vormen alleen enkele ingewijden. Wij gewone Westerlingen kunnen deze laatste diepten ook wel bereiken (niet beleven), maar dit geschiedt buiten onze wil om, is dus geheel onbewust en openbaart zich o.a. als de epileptische slaap en de schijndood. De Oosterling daalt echter bewust in deze diepten af en maakt hier een studie van. Al kunnen wij dus de laatste drie graden van de slaap niet beleven, toch hebben juist deze een enorme betekenis voor ons leven. De eerste drie graden dienen als voorslaap. In deze toestand zijn we nog niet werkelijk in slaap, want hiervoor moeten we eerst de drempel van de vierde graad overschrijden. Vele mensen komen niet over deze drempel hen, omdat stoffelijke en geestelijke stoornissen het inslapen belemmeren. In deze toestand slapen wij onrustig. Wij schrikken elk ogenblik weer wakker en van enige werkelijke rust is nauwelijks sprake. Teneinde werkelijk in te slapen en zowel lichamelijk als geestelijk tot rust te komen moet de drempel van de vierde diepte worden overschreden. In de derde graad is het innerlijke leven nog niet vrijgekomen van de stoffelijke stelsel en het centrale zenuwstelsel blijft reageren. Ook vele andere stoornissen houden ons wakker en beletten het inslapen. Deze toestand wordt gekenmerkt als de halfwakende slaap of het halfwakende bewustzijn.

Wij zijn los van ons organisme en toch niet volkomen bevrijd, omdat ons gevoelsleven niet wil inslapen. De ziel is innerlijk leven is niet volkomen in slaap en het organisme wordt hierdoor toch nog gevoed en tengevolge hiervan ontstaan stoornissen. Ons lichaam wringt zich in vele bochten, totdat wij plotseling niets meer weten. Wij hebben dan de drempel van de vierde graad van de slaap overschreden. De vierde diepte van de slap schenkt ons organisme nieuwe kracht. Gedurende deze toestand zuigt de ziel krachten op uit de ruimte en geeft dit aan ons organisme door. Alleen in de vierde graad is dit mogelijk. De derde graad is nog bewust-stoffelijk ingesteld en kan deze genezende en herstellende krachten niet tot ons organisme brengen. In de derde graad van de slaap worden ook onze dromen beleefd. In de vierde graad is dit niet mogelijk. Blijft dat innerlijk leven in de derde graad voortslapen dan kunnen wij nachtmerries beleven, nachtwandelingen maken en onze luchtkastelen bouwen; wij kunnen prachtige dromen beleven, stoffelijke en hartstochtelijke, al naar gelang de ziel en de verlangens zijn. Het Onderbewustzijn. Het innerlijke leven moet tijdens de slaap het dagbewuste verwerken. En wanneer dit niet geschiedt, zijn wij 's morgens doodmoe. Kon de mens in de slaap niet afregeren, dan bezweek het lichamelijk-stoffelijke stelsel. Dat uurwerk liep dan onverbiddelijk vast. Op eenjarige leeftijd zou het kind reeds bezwijken, doordat het zieleleven de opgedane ervaringen niet meer zou kunnen dragen. Op volwassen leeftijd zou dit gevoel een gewicht betekenen dat niet eens te berekenen valt en dat toch in ons innerlijk ongemerkt wordt gedragen. De ziel maakt haar balans op. De ziel leeft er door en de slaap gaf haar deze grote genade. Weet u het nog niet? Welnu lezer het is ons beroemde, zoveel besproken en toch nimmer doorgronde onderbewustzijn! Ons onderbewustzijn vangt al die overbelasting op en daardoor raakt de ziel van haar eigen last volkomen bevrijd, of wij zouden bezwijken. Daarom kan uw zenuwarts die doodeenvoudige stoornissen niet vaststellen. Hij moet in uw onderbewustzijn afdalen, wil hij een duidelijke diagnose stellen en constateren, waar de eigenlijke druk ligt. Hierin leeft nu het innerlijk leven. 

Hier is de ziel haar eigen koninkrijk binnengestapt en moet het onderbewustzijn aanvaarden, dat de laagste en de hoogste, de zesde en zevende graad van slaap vertegenwoordigt. De vijfde graad beleeft het medium als psychische trance. De zesde en zevende graad (de epileptische slaap en de schijndood) zijn alleen door het Oosten overwonnen. ,,Waarom moet ik slapen? Wat doe ik, als ik daar neerlig en in slaap ben? Is dan alles in mij in rust? Wat is slaap? Is daarin voor mij iets te leren?" Aldus vroegen de Oosterse Tempelpriesters zich af. Toen begon men te denken. Enkelen zijn er gekomen, Duizenden bezweken, omdat zij die slaap wilden leren kennen en verloren er hun leven door of weren volslagen krankzinnig. Die het wonderlijke bereikten, stonden voor de ,,oneindigheid" van God en verdwaalden er in. Anderen echter wisten zich ook nu te oriënteren en gingen verder. Die mensen behaalden hun kosmische wijsheid en levensgraad. En dit alles door het wonder van de slaap. De magiër kan zich levend laten begraven en als hij zich te voren op zijn machtige wil heeft ingesteld, dan wordt hij toch op tijd wakker. Hij stelt zelf het uur vast, wanneer hij wil ontwaken en slaapt dan in. De menselijke wil reageert op de seconde, mits die wil juist wordt ingesteld. Langzaam trekt de menselijke wil zich als persoonlijkheid terug en moeten de stelsels het leven loslaten. Het lichaam raakt nu vrij van het bewuste leven. Dit komt door de persoonlijkheid tot stand, die dus voor zichzelf een studie heeft gemaakt. Hierdoor is de magiër aan zijn kennis gekomen. Het wonderbaarlijke dat hij thans in handen heeft en dat verkregen bezit is, wordt u duidelijk, als u ziet dat het organisme toch geen doodskleur heeft, ook al is de natuurlijke tint even opgelost. Door dit langzaam loskomen van zijn stelsels is er van innerlijke, lichamelijke stoornis geen sprake. Wanneer het leven uit het lichaam wegtrekt, verandert de huidskleur onmiddellijk en zien wij de doodsverschijnselen voor ons. De magiër voorkomt dit alles, doordat hij zich langzaam terugtrekt en zodoende kunnen er geen bloedstoornissen ontstaan. De magiër weet, dat zijn hartslag niet meer is te horen. Wat men hoort is een zacht gesuis, heel zacht, maar toch nog hoorbaar. Dit is het kloppen van het hart, dat nu halfstoffelijk en geestelijk in werking is. Alle stoffelijke organen werken thans door 5% wilsuiting. Elk orgaan is terug te voeren tot het nulstadium, maar dan treedt de dood in. Tot 1% is aan het lichaam de eigenlijke levenskracht te ontnemen, dan nog blijft het organisme in leven. Zelfs tot de schommeling leven en dood, de weegschaal voor beide organismen, is u als mens nog overheerser. Even hier onder, breekt evenwel het levenskoord en treedt de dood in.
J.R.

counter free
Google Analytics Alternative