DE ZIEL DIE VOOR GOD WIL DIENEN KAN NIET TEN ONDER GAAN.  
Geen woord, dat ge voor God en al Zijn leven uitspreekt, is te vernietigen, na duizenden jaren staat ge opnieuw voor uw taak. God zal ons werk niet vernietigen, eens mogen wij het afmaken. Maak nu vergelijkingen met de levende openbaringen en de realiteitswetten van de ruimtelijke liefde. Het is Christus wil, dat de bewusten in de geest u dat voorleggen, zodat de boeken van Jozef Rulof dieper tot uw zielenleven mogen doordringen.  Het is de bewusten in de geest mogelijk geworden om u een beschrijving te geven van de levende openbaringen, welke in de Eeuw van Christus tot uw zielenleven zullen spreken. Daarom is het van het grootste belang, het leven te beschrijven van een mensenkind, wat geboren is om zijn taak te voltooien in het belang van de gehele mensheid. Toen dit zielenleven geboren zou worden, was het gereed voor de geestelijke gaven. Aan deze zijde heeft de ziel de wetten leren kennen. Met zijn Meester beleefde hij alle hellen en hemelen en alle levensgraden in de ruimte.  Dan komt de geboorte op aarde. In de boeken ,,Het Ontstaan van het Heelal'', is dit terugkeren naar de aarde beschreven. De Meester wilde, dat hij als kind niets zou leren, een school was voor hem niet nodig; het zou hem voor het mediumschap ongeschikt maken. En dat heeft zijn geestelijke leider, Meester Alcar, voorkomen. Hij wist waar het kind geboren zou worden, de hoogste Meesters van deze zijde konden het waarnemen en voerden hem naar dit zielenleven, dat zich onder al die miljoenen op aarde bevond.

Voor de Meester was dit een openbaring. Hij ziet een dorpje voor zich, een lieflijke natuur en weet nu, dat hij alles voor het instrument zal kunnen doen. De ziel leeft in de moeder en hij ziet de moeder voor zich. De moeder voelt nu reeds en zegt het dan ook, dat ze thans een bijzonder kind draagt. Deze is anders dan de anderen, die ze heeft. Ze voelt aan het trappen van het kind en aan de gevoelens, die ze door dit éénzijn beleeft, voor haar is het een wet: Dit kind heeft iets! In de moeder komt het zielenleven tot ontwaking. Tussen de vierde en de vijfde maand begint Meester Alcar aan de ontwikkeling en maakt het zielenleven wakker, zodat straks het zenuwgestel gereed is om het gevoelsleven te kunnen opvangen. Hetgeen aan deze zijde is beleefd moet tot ontwaking komen. Al vroeg komt het kind onder de astrale inwerking en is het met de Meester in verbinding. De gehele verdere jeugd van dit kind, zoals het temidden van de omgeving waarin het leeft, de occulte inwerking ondergaat, is beschreven in de trilogie ,,Jeus van Moeder Crisje''. Wanneer ge deze regels leest, zoek dan ,,JEUS'', de roman over een kind, ons instrument en u krijgt een onvoorwaardelijk beeld, hoe de Meester dit leven optrekt. Deze jeugd is een openbaring. Het kind trapt zijn klompen stuk en beleeft door Gene Zijde bovennatuurlijke wetten, het speelt op de wolken met zijn vriendjes en leeft tijdelijk tussen leven en dood, maar kent de wetten nog niet. Deze Jeus heeft iets, wat al de andere kinderen niet bezitten, maar hij blijft speels en opgewekt, is bewust en onbewust een instrument in handen van deze wereld. Op de leeftijd gekomen, stuurt de Meester hem naar de stad, want hij kan met hem in dat dorpje niets beginnen. Zijn jeugdhelderziendheid komt tot ontwaking en nu kan Gene Zijde inwerken. In zijn jeugd treedt hij reeds uit zijn organisme, maar dat moet anders worden, de Grote Vleugelen moeten bewust beleefd kunnen worden. Door het tekenen en schilderen en het genezen van zieken, komt het eerste contact met deze wereld tot stand en Gene Zijde begint aan de kosmische ontwikkeling. In vijf seconden treden er vijf geestelijke gaven in werking, op het zelfde ogenblik, dat zijn Meester op hem inwerkt is Jeus -- later als André - helderziend, helderhorend, schilder, teken en genezend medium geworden.

De Meester vindt nu, dat hij aan de psychische en fysische trance kan beginnen. Inmiddels wordt Jeus bij de hoogste Meesters aan deze zijde geroepen, die op aarde een kring van mensen hebben gevormd, waar zij mede zijn ontwikkeling onder handen zullen nemen. De Meesters vertellen de aanzittenden, waar Jeus zich bevindt en zij moeten hem halen, hij moet deze zittingen meemaken. Jeus is gevonden in de grote stad en nu kan de Meester zijn instrument een ontwikkeling schenken, zoals het oude Egypte met al zijn heiligheid niet heeft kunnen beleven. De hoogste Meesters trekken hem tijdens de psychische zitting in hun leven op en daardoor ontvangt hij hetgeen voor zijn mediumschap nodig is. In het eerste jaar is de psychische trance ontwikkeld en dan kan er aan de donkere zittingen voor de fysische trance begonnen worden. Want door de fysische trance kan de Meester aan de Grote Vleugelen beginnen. Al de fysische gaven komen tot ontplooiing en de aanzittenden beleven er wonderen door. In drie jaar is ook dat stadium bereikt en dan begint Meester Alcar aan het bewuste uittreden. Intussen wordt er geschilderd en genezen, het helpen van mensen is zijn dagelijkse taak en door de zieken leert hij de stoffelijke en astrale wetten kennen. Hij moet al deze wetten beheersen, wil hij straks niet onder een kosmische last -- de grote Vleugelen -- bezwijken. Al deze gaven bevinden zich op één hoogte. Onfeilbare diagnoses worden er gesteld en tal van door hun artsen opgegeven zieken geholpen en genezen. Nu staat Jeus voor de ruimte! Hij weet niet wat Gene Zijde eigenlijk met hem voor heeft en dat bewustzijn zou ook teveel voor hem zijn, eerst straks zal hij zichzelf leren kennen. De Meester zal hem terugvoeren naar het oude Egypte en dan mag hij weten, wie hij daar is geweest. Straks zal hij zijn eigen verleden ontvangen. Zijn Egyptische persoonlijkheid zal tot ontwaking komen. Maar door zijn gevoelsleven is hij thans het instrument in handen van de Meesters. Jeus buigt zich voor zijn Meester en is als een klein kind:

Hij zal dienen, zoals alleen het bewuste kind van Christus dienen kan. In zijn leven is die kracht aanwezig.  Meester Alcar is drie jaar verder en staat nu met zijn instrument voor de astrale wetten. Jeus staat naast zijn stofkleed en moet thans bewijzen wat hij in deze jaren , eigenlijk van zijn jeugd af, geleerd heeft. Meester Alcar wil, dat hij zich buiten hem om oriënteert. De Meester eist alles van zijn instrument, geeft alles, maar wil, dat hij zichzelf nimmer kan verliezen, doch hiervoor moet het instrument de wetten leren kennen. Meester Alcar voert hem flitsend door de ruimte en vraagt hem plotseling: ,,Waar zijn wij op dit ogenblik André? Concentreer je op het leven, waarin wij zijn. Ik moet je thans voor de wetten stellen, zodat je steeds in staat zult zijn om op eigen kracht terug te keren naar je organisme. Je moet je dus in alles kunnen oriënteren. Waar zijn wij?'' Direct komt het antwoord: ,,Wij zijn in Indië, Meester.'' ,,Prachtig!'' De Meester flitst weg, hand in hand zweven ze door de ruimte. Hij vraagt: ,,En thans?'' André stelt zich in en zegt: ,,In het hoge Noorden, Meester.'' ,,Heel goed, mijn jongen, maar wij gaan verder. En nu?'' ,,In het midden der Aarde, Meester.'' ,,Voldoende, André, wij zijn in het midden der Aarde, heel goed, je instellen laat niets te wensen over. Nu kunnen wij aan de verdere ontwikkeling beginnen en kan ik je de wetten van ons leven verklaren. Voor heden voldoende.'' Iedere nacht moest Jeus uittreden, het organisme is thans in de vijfde graad van slaap, hij kan nu de stoffelijke wereld verlaten en overdag zieken genezen, schilderen en schrijven, want hetgeen hij ontvangen heeft, moet vastgelegd worden. Een jaar later komt zijn eerste boek uit en wel ,,Een blik in het Hiernamaals''. De hellen zijn beleefd en de hogere sferen volgen, Jeus moet dat alles verwerken en hij komt er doorheen, ook al voelt hij zich soms lamgeslagen, een kosmische last drukt op zijn menselijk kinderlijke schouders. Maar korte tijd later komt het tweede deel van ,,Een blik in het Hiernamaals '' uit. Korte tijd daarna, nadat de hoogste sferen zijn beleefd, waar Jeus de engelen heeft mogen bewonderen, waar de Meester van zijn Meester Alcar hem opvangt en hem het allerhoogste aan Gene Zijde toont, wordt die geestelijke reis beschreven en verschijnt ook het derde deel. Meester Alcar heeft bereikt, dat Jeus, die geen cent bezit, zijn eigen boeken kan uitgeven. De schilderijen, die gemaakt en verkocht worden, moeten de boeken vertegenwoordigen; zijn Meester heeft alle bedrog uitgeschakeld, hij wil zijn werk in eigen handen houden en dat is geschied. In de hellen is Jeus twintig maal bezweken, hij kan niet van die verschrikkelijke mensen loskomen, de duisternis houdt hem gevangen. Hij leeft op Aarde, hij eet en drinkt, waar Jeus kijkt, ziet hij de hellen voor zich, zijn gevoelsleven splitst zich in de miljoenen graden, hij leeft op Aarde en is er nu al niet meer. Waar is het einde? Daarvoor zal zijn Meester zorgen, maar niettegenstaande die geweldige hulp, moet Jeus toch zichzelf blijven en moet hij die wetten in het organisme verwerken. Hij is met zijn Meester in de hel en kan niet verder. Zijn keel wordt dichtgesnoerd, hij moet zich leren instellen, hij moet de astrale werelden overwinnen.

Zijn Meester zal hem helpen, maar Jeus moet zichzelf worden in deze wereld, opdat hij zijn eigen bescherming heeft. De Meester zegt tot zijn lieve broeder en vriend, die hij aan Gene Zijde heeft gekend en met wie hij tezamen al die wetten heeft beleefd, waarvan Jeus echter nu niets meer weet: ,,Goed, mijn waarde, dan zullen wij terugkeren en maar ophouden. Wij zijn gewogen en te licht bevonden.'' André schreit en Jeus is gebroken. Deze twee persoonlijkheden helpen elkaar. André is het instrument, Jeus nog steeds het kleine kind uit het dorpje. Ineens voelt Jeus, dat hij André moet helpen. Is dat soms mijn wapen, denkt hij? ,,Jeus, Jeus'', roept hij heel hard, ,,ik ben er Meester. Ze mogen mij vernietigen, u zult mij helpen, ik WIL leren.'' Jeus zinkt ineen en bidt: ,,O, God, sta mij bij. Laat de duivelmensen tot mij komen, o God, ze mogen mij vernietigen, maar laten ze mij niet aftrekken van mijn plaats voor U en laat hen door Uw kracht breken op Uw tegenwoordigheid in mij. O God, als ik zo verschrikkelijk slecht ben en ik zie het niet, laat het mij dan weten, laat het mij zien. Breek mij, o God, breek mij af tot in het allerdiepste van mijn ziel, maar, o God, houd mij vast, houd mij vast nu ik voor de diepste hellen sta en bouw mij daar weer op. Ik buig mijn hoofd, ik geef mij aan Uw afgezant over. Zal ik?'' De woorden van zijn Meester sneden als vlijmscherpe messen door zijn ziel. Nu voelt hij zich gesterkt en wil ernstig luisteren naar al die duistere wezens, die hem willen vermoorden. Jeus weet nu, dat hij er doorheen moet, het is voor zijn eigen bestwil. Gebeurt er iets, dan kan hij zich oriënteren. De Meester voelt hem en hij kijkt zijn grote leerling in diens kinderlijke ogen. Hand in Hand dalen ze af. Jeus leert nu, hoe die helbewoners zijn, ze sleuren hem door de ruimte en willen zijn leven bezoedelen. De Meester laat hem plotseling alleen, nu moet hij bewijzen wat hij kan. Toch zal Meester Alcar ingrijpen indien hij ziet, dat zijn hulp nodig is. Jeus behaalt zijn occulte graad en lost volkomen in hun duivelse handen op. Nu kan niets hem meer tegenhouden, hij zal thans zelfs de kosmische wetten kunnen verwerken, waaraan straks begonnen zal worden. De Meester staat toe, dat men zijn instrument aanvalt. Jeus moet bewijzen wat hij kan, ook hem worden geen voetstappen geschonken, al is hij in goede handen, Gene Zijde eist van hem de volle inzet van zijn persoonlijkheid. Niet één mens kan er aan ontkomen, ook Jeus niet, niet één instrument in handen van onze wereld. Allen betalen hun eigen tol! Nu kan Meester Alcar verdergaan. De ruimte volgt. Jeus beleeft de sterren en planeten, hij ziet het ontstaan van de schepping, doch voordat zijn Meester er aan begint, leert hij in de sfeer der Aarde in de krankzinnigengestichten de bezetenheid kennen. Ook dat boek, n.l. ,,Zielsziekten door Gene Zijde bezien'', wordt vastgelegd en nu is hij gereed om Gods heilige schepping in het leven op Aarde te verwerken. De graden der krankzinnigheid hebben hem er voor gereed gemaakt, die ellende deed de deur dicht. De verkregen stof gaat over alles, wat de Aarde tot nu toe ontvangen heeft. André dringt door zijn contact dieper in het leven, de occulte wetten, dan er één occultist heeft bereikt. De boeken ,,Geestelijke Gaven'', die inmiddels werden beleefd en geschreven, tonen dat aan.  Zegt het u niets? Wilt gij, ondanks al de heilige contacten toch verder gaan?? Wilt gij, mens der Aarde, uw Goddelijk verkregen contact door onwetendheid, uw menselijke denken en voelen, verbreken? Wilt gij, de door ons gelegde contacten volgens uw aardse weten en mogelijkheden tot geestelijke ontwaking voeren? Zo ja, ga dan uw eigen weg, aanvaardt echter thans, gij staat NU op eigen benen. Aan u om van uw leven alles te maken! Ik zeg u, wij blijven waken, wij moeten blijven bezielen, ook U, of gij zinkt terug vanwaar gij gekomen zijt. Daarheen voert gij u zelf, tot het -- niets -- terug, tot de armoede van geest.
H.R. 


counter free
Google Analytics Alternative