EEN STRIJD VOOR HET HOGERE.
Ik (André) voel dat de Meesters willen dat ik innerlijk onherroepelijk het meesterschap aanvaarden moet of ik sta stil en kunnen zij met mij niets beginnen. Daarvoor denken wij nu! Als je dit goed volgt, kun je het begrijpen. Indien ik als de stadse zou zeggen, nu doet hij dat niet meer, vroeger dus, wat kan mij dat schelen, is er in mij geen bezieling. Dat laat ik niet zien, Jeus, als ik maar weet dat ik het ben. Eerst nu kan Meester Alcar door mij alles bereiken. En dan, mijn Jeus, worden wij geen wereldleraar, wij zijn in stilte gekomen en wij gaan in stilte weg. Wij zijn straks bij duizenden mensen bekend, natuurlijk, maar dat is de Aarde nog niet. En dat voel ik. Ook al zou ik heel deze mensheid kunnen bezielen, ik krijg dat niet in handen, omdat er teveel bedrog op Aarde is.... Uit: ,,De Kosmologie van Jozef Rulof'', deel 4. Ook al neemt het kerkbezoek steeds meer af, toch weten in de eenentwintigste eeuw zich nog vele mensen gedragen door een God, een Christus en een bijbel. Dit houvast is hen gelukkig niet zomaar te ontnemen. Het is een belangrijk houvast temidden van een steeds meer materialistisch wordende samenleving. De allereerste mensen die Moeder Aarde bevolkten en haar na hun volbrachte kringloop verlieten, hebben tijdens hun vele levens op Aarde niets van dit alles geweten. Zij bezaten geen God, noch een Christus of een bijbel. Toen zij de astrale werelden betraden, bezaten zij niet meer dan zichzelf. Zij hadden niet meer bewustzijn en licht dan zij op Moeder Aarde zich eigen hadden gemaakt. Hun stoffelijke zon was zelfs geheel verdwenen en velen van hen zaten met recht zonder licht! Dit was de wereld, die de pioniers van de mensheid, die later als eersten het Goddelijk Al konden betreden, als de hunne moesten beschouwen. Naarmate hun gevoel ontwikkelde, zij gingen denken, kwam er licht in hen, dat hen uiteindelijk ging overstralen en hun via de vierde, vijfde, zesde en zevende kosmische levensgraad naar het Goddelijke Al voerde. Na deze schier oneindige kosmische reis werd in het Goddelijk Al door hen, door Christus en de Zijnen een plan ontwikkeld om de mensheid van de derde kosmische levensgraad tot een hoger bewustzijn op te trekken. Dit grootste plan moest echter in een aantal fasen worden opgesteld om het enigszins ontvankelijk te kunnen laten zijn voor het bewustzijn van de mens die toen op de derde kosmische graad leefde. Hoger dan dat bewustzijn kon in eerste instantie niet worden gegaan. Het doel was niet een overrompeling met hemelse gaven, het ontnemen van elke ontwikkeling van de mens, nee, de mens moest het zich eigen kunnen maken!Als één van de belangrijkste onderdelen van dit plan verkoos, nu tweeduizend jaar geleden, Christus Zelf als aards mens weer op de derde kosmische graad geboren te worden, teneinde de noodzakelijke fundamenten te leggen. Hij werd dus één van ons. Maar zelfs dat kon de mensheid niet aan! Hij kwam naar ons bewustzijn, om ons te leren dat de sleutel van het leven de DIENENDE LIEFDE is. Hij deed dit niet in verheven vormen, hij toonde het zodanig dat het voor ons mensen te verstaan zou zijn en dat het tot de mogelijkheid behoorde dat wij Zijn voorbeeld zouden kunnen navolgen. Dat velen van ons Zijn Goddelijke Boodschap nog steeds niet willen en kunnen aanvaarden, is tekenend voor het geestelijk bewustzijn op Aarde! Wanneer wij in onze hedendaagse wereld om ons heenkijken, moeten wij vaststellen dat het drama, dat zich 2000 jaar geleden op Aarde voltrok, zich nog steeds herhaalt. De ,,Caiphassen'' en de ,,Pilatussen'' zijn in onze tijd nog volop voorhanden, elke dag weer zijn wij ,,aardlingen'' bezig het goede te vermoorden en daardoor de Christus opnieuw te kruisigen! Om de mensheid uit het ,,stenen tijdperk bewustzijn'' op te trekken was er in het beginstadium ook bruut geweld nodig. Zo leren wij in het Oude Testament een God van wraak en verdoemenis kennen. Deze God werd op Aarde op ruime schaal vertegenwoordigd door brute veldheren, koningen en keizers. Zij droegen echter, zij het onbewust, hun steentje bij tot de grote ontwikkeling. Zij maakten een begin met de bundeling van de krachten, het beschermen van hun eigendommen en stelden wetten op, ook al waren die in onze ogen vaak dom, egoïstisch en primitief. Deze gehele ontwikkeling liep samen met de plannen van de Hoge Meesters, zoals wij in het boek ,,De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien'' kunnen lezen. Voor de Hoge Meesters stond maar één weg open: Het aangaan van een strijd, die de aardse evolutie zou versnellen. Hoe zou de wereld eruit hebben gezien, indien de Hoge Meesters waren opgegaan in hun eigen geluk en zich verder niet om het leven op de derde kosmische graad hadden bekommerd? Zeker, we hadden thans nog in het stenen tijdperk geleefd! Door het onvermoeide werken van de Meesters van Gene Zijde en hun instrumenten op Aarde begon voor de mensen het opwaarts gaan in stoffelijke toestand. Zij begonnen in te werken op die mensen die er het meest voor openstonden. Toen kwam het moment dat de massa krachtiger bewerkt moest worden. Het volk, bij ons bekend als de kinderen van Israël, waren qua bewustzijn het meest gereed om een persoonlijkheid in zich op te nemen, die de kracht zou bezitten om de onbewuste, zich in hartstocht uitlevende massa wakker te schudden en zonodig krachtdadig de ogen te openen voor de geestelijke kant van het leven. Deze man was Mozes, waarover wij veel kunnen lezen in het boek ,,De Volkeren der Aarde''.Vele persoonlijkheden na Mozes baanden de door de Meesters geplande weg, om uiteindelijk de komst van de Christus, de verbinding van de derde kosmische graad met het Goddelijk Al, voor te bereiden. Christus kwam en gaf ALLES aan de mensheid. Hij wist dat Hij niet begrepen, of beter gezegd, niet aangevoeld zou kunnen worden. Toch moest dit geschieden om de weg naar de uiteindelijke geestelijke ontwaking af te kunnen leggen. Het Hoogste Bewustzijn in de Ruimte was daarvoor nodig. Niettegenstaande het feit dat Christus ALLES bracht wat maar te brengen viel, de alles omvattende Liefde van mens tot mens, was dat toch het begin van de grote strijd, de strijd voor het hogere! Was Christus het niet die zei: ,,Velen na mij zullen meer zeggen dan Ik''. Dat was niet omdat de Christus onvoldoende woorden tot Zijn beschikking had, maar onze oren en gevoel in die tijd konden niet meer bevatten. De leer van Christus, begrepen of onbegrepen, hier en daar verminkt door overlevering van mond tot mond, van ervaringen en belevenissen, werd door een handjevol mensen, met inzet van hun gehele persoonlijkheid over de Aarde verspreid. Het hoofddoel was bereikt. De boodschap uit het Goddelijk Al die Christus ons als mens schonk, verzonk niet in de vergetelheid, maar kreeg meer en meer bekendheid en dwong de denkende en voelende mens in die tijd respect af! Het GROTE PLAN kon worden voortgezet. Fundament na fundament moest worden gelegd. Velen lieten, overtuigd van een eeuwig voortgaan, het leven voor deze boodschap. Nog steeds overheerste het geweld in de prediking van het Evangelie, dat het Koninkrijk Gods aankondigde. Het Koninkrijk, wat de openbaring van dit universum in de mens betekent. Lage praktijken om het zielenheil van de mensen te garanderen verschenen op de ,,markt''. Degenen, die anders voelden en dachten, belandden zonder enig pardon in de gevangenissen of erger nog, zij kwamen uit naam van God op de brandstapel terecht! In feite is deze tijd nog maar nauwelijks voorbij. Het is dan ook geen wonder dat Gene Zijde zich heel langzaam, stap voor stap, aan de mensheid bekend kan maken.
Een persoonlijkheid zoals Jozef Rulof zou enige eeuwen geleden zeker de brandstapel zijn opgegaan en zijn werk onmogelijk hebben kunnen afmaken. Hoewel de brandstapel er niet meer is, zouden ook vandaag de dag bepaalde mensen graag zien dat deze boodschap van Jozef Rulof van de Aarde verdween. Maar Gene Zijde, is geduldig, zoals ook de LIEFDE oneindig geduld bezit, doch geen gram aan gevoel zal worden verspild. De aardse mens wenst bewijzen. Bij duizenden werden deze ons door Gene Zijde geschonken. Maar wat is een bewijs? Bestaan bewijzen wel? Het gaat immers om ons gevoel, om ons bewustzijn! Wij zullen in staat, ja, gereed moeten zijn, teneinde een zekere gebeurtenis als bewijs te ervaren. Niets kan en mag er opgedrongen worden! Wij mensen van de eenentwintigste eeuw hebben al zoveel meer dan de mensen van de voorafgaande eeuwen. Wij kunnen zelf onze vergelijkingen maken ten opzichte van ons eigen leven. Wij als lezers van de boeken van Jozef Rulof beseffen nauwelijks wat wij in handen hebben gekregen en wat voor een verantwoordelijkheid dit ons oplegt. ,,Boven Jozef Rulof zal niemand ooit uitkomen'', was een pertinente uitspraak van de Meesters. Niettemin zijn er altijd vele verlichte zielen geweest die de mensheid wijsheid schonken. Wij willen dan ook nog eens uw aandacht vragen voor de mens Jackson Davis.
Een Amerikaan, die leefde van 1826 tot 1910. In het derde deel van het boek ,,Jeus van Moeder Crisje'' kunnen wij in het hoofdstuk ,,Jeus de schrijver'' lezen over deze ontmoeting, die Jeus met hem aan Gene Zijde heeft. Davis heeft de derde sfeer aan Gene Zijde reeds in zijn bezit. Jeus wordt door Meester Alcar naar deze sfeer gebracht om enigszins bij te komen van de enorme strijd, die steeds heviger voor hem werd naarmate Meester Alcar de wetten van God, van leven en dood, van vader en moederschap dieper aanboorde. Om zijn taak te verlichten ontving hij in deze periode zijn ,,Levensrots'' Een symboliek van de hand van de schilder Wolff. Jackson Davis was, zoals wij in hetzelfde hoofdstuk kunnen lezen, voor zijn tijd een groot medium. Hij beleefde eenzelfde opleiding als Jeus. Hij vertelt Jeus tijdens deze ontmoeting, waarvoor hij op Aarde moet opletten. Hij zegt tevens tegen Jeus dat hij dieper zal gaan dan hij ooit heeft mogen ontvangen en mocht beleven. Davis zegt verder dat Jeus de ,,Kosmologie'' zal ontvangen, waardoor ook hij diende, maar die thans op Aarde wordt gebracht. Davis heeft de mens op Aarde ook enige prachtige werken geschonken. Davis vertelt Jeus van zijn TOVERSTAF, die hij tijdens zijn leven op Aarde mocht ontvangen. Deze toverstaf is evenals de ,,Levensrots'' van Jeus een symboliek, waarvan een enorme levenskracht uitgaat. Ook hij had het tijdens zijn leven op Aarde zwaar te verduren. Zoals gezegd schreef Davis een aantal boeken, waaronder ,,De Toverstaf''. In het voorwoord van dit boek werd in 1925 door de heer van Boekhoven onder andere geschreven, dat de lezer wanneer hij of zij het boek ter hand neemt, zal lezen hoe een onwetende, onopgevoede jongen, zonder enige schoolse vorming, gevormd door een zielkundig proces, zich tot een wijsgeer van buitengewone betekenis ontwikkelt, tot een ziener en profeet als de toenmalige geschiedenis geen tweede voorbeeld weet aan te wijzen. Dit heeft een opmerkelijke overeenkomst met de ontwikkeling van Jozef Rulof, die evenals Davis niets aan aardse kennis bezat, waardoor hij alles kon dragen.Alles gaat in ,,de strijd voor het hogere'' gepaard met ontwikkeling en bewustzijn. De mensheid stond in de vorige eeuw veel verder af van alles wat naar occultisme zweemde, dit in tegenstelling tot onze tijd.
Zelfs de Meesters, die met Jozef Rulof in de dertiger jaren aan de eerste boeken begonnen, hadden voor het merendeel te maken met mensen die de kerk als houvast bezaten. Het is dan ook zijn eerste boek ,,Een Blik in het Hiernamaals'' dat heel fijn op dat gevoel en bewustzijn is geschreven. Gaan wij verder met lezen, dan ontwaren wij daarin eveneens een evolutie, die voor ons voelen en denken kan eindigen in het lezen van de Kosmologie. Zo is het dan ook, dat in de werken van Davis wel wordt gesproken over een leven na de dood, maar het thans voor ons niet weg te denken beginsel van de reïncarnatie wordt niet aangeroerd. Indien wij het naschrift van ,,De Toverstaf'' lezen merken wij dat Davis ook een sterke afkeer had voor de drift van de spiritisten uit zijn tijd om naar wonderbare manifestatie te jagen en aldoor seances te houden en allerlei omgevormde, slecht gecontroleerde mediums voor geld te laten werken. Waren deze spiritisten al niet op zijn hand, hij raakte ook met de grootste pioniers vaak in strijd. Zijn zittingen werden indertijd bijgewoond door mensen die hetgeen hij van Gene Zijde doorkreeg, direct uit zijn mond hoorden. Daaronder bevonden zich ook vertegenwoordigers van de kerk. Hoewel ook deze mensen onder de indruk waren van hetgeen Davis vertelde, herriepen zij later hun uitspraken weer en verwierpen de boodschappen van Gene Zijde. Dat aan de pionier Davis ook nog niet alles in die tijd kon worden geschonken, blijkt uit het feit dat één van de spiritistische onderzoekster hem kon ergeren door haar prediking over de reïncarnatie. Het is denkbaar dat Gene Zijde het nog niet de juiste tijd vond om aan Davis de levenswet van de reïncarnatie te openbaren. Wanneer wij in dit verband een vergelijking maken met de inhoud van de boeken van Jozef Rulof wordt in zijn eerste boek ,,Een Blik in het Hiernamaals" ook maar summier melding gemaakt van de reïncarnatie. Ook dit wordt stap voor stap opgebouwd in de boeken ,,De Kringloop der Ziel" en ,,Het Ontstaan van het Heelal". Later in zijn werk wordt de wet van de reïncarnatie uitvoerig ontleed. Wij doelen hier op ,,De Kosmologie van Jozef Rulof" en de ,,Zevenenvijftig lezingen". Het is echter niet de bedoeling om in het kader van dit artikel één van de boeken van Davis uitvoerig te beschrijven. Wel willen wij trachten enige opmerkelijke hoogtepunten uit het boek ,,De Toverstaf" te citeren, teneinde u alsnog een beeld te kunnen geven van het leven van deze markante persoonlijkheid. Het eerste citaat handelt over de wijze waarop Davis in het bezit kwam van zijn toverstaf. Plotseling zag ik een lichtstraal! Verschrikt keek ik de kamer rond. Ik zag toen niets dan een enkele ster, waardoor de kamer zwak verlicht werd.
EEN ILLUSTRATIE UIT HET BOEK ,,DE TOVERSTAF''. DE OVERGANG VAN HET AARDSE NAAR HET GEESTELIJKE LEVEN WERD DOOR JACKSON OP DEZE WIJZE WAARGENOMEN. DIT GEBEUREN KOMT STERK OVEREEN MET WAT ANDRÉ BELEEFDE BIJ HET OVERGAAN VAN ZIJN TANTE. (ZIE HET EERSTE DEEL VAN HET BOEK ,,EEN BLIK IN HET HIERNAMAALS)''. Weer boog ik mijn hoofd en nog eens zag ik dat flikkerlicht! Ik keek op en zie: Daar zag ik in schuine richting een smalle strook licht, een nauwkeurige afbeelding van de staf die mijn geestelijke leider mij had laten zien en die hij mij gegeven had! Onmiddellijk herinnerde ik mij alles. Ik kende zeer goed het mooie geschenk en stak de hand uit om het te grijpen. Het was verdwenen! De kamer was weer kamer was weer in duisternis gehuld en dat stemde mij zo onaangenaam dat ik voor een ogenblik wanhopig werd. Misschien verliep er een half uur eer ik weer durfde te bidden: Goede Voorzienigheid, vergeef mij mijn ongeduld, mijn ogenblikkelijke opwelling van drift. Maar vergun mij, ik smeek U erom, die mooie staf te mogen nemen en behouden!
Een nieuwe flikkering van gouden licht verlichtte nu de duisternis en toen ik opkeek zag ik in de rustige atmosfeer van het vertrek een helder verlichte strook, waarin ik woorden zag staan, die schenen te branden, te stralen en te schitteren! Ik schrok niet, maar het bekoorde mij! Bedaard las ik de schitterende woorden: Hier is uw Toverstaf.
BEWAAR EEN KALM GEMOED BIJ ALLES WAT GEBEUREN MOCHT. Neem hem, beproef hem, wandel met hem, spreek met hem, vertrouw op hem, VOOR EEUWIG! Over en over las ik die schitterende, fonkelende, doorschijnende woorden van wonderbare betekenis. Maar ik begon te twijfelen en vroeg ,,Is die grote volzin mijn Toverstaf? BEWAAR EEN KALM GEMOED, BIJ ALLES WAT GEBEUREN MOCHT?" In een oogwenk verdwenen toen de woorden in de wit verlichte strook en in hun plaats verscheen het antwoord: ,, JA". Het was genoeg. Mijn gemoed was vol dankbaarheid! De toverstaf is dus geen fictie, dacht ik met blijdschap. Het geheim ervan is: Neem hem, beproef hem, wandel met hem, spreek met hem, leun op hem, vertrouw op hem, voor eeuwig. Ja, belangstellende lezer, ik greep die geestelijke staf aan, de toverstaf en ging de trappen af, naar buiten in de open lucht, wandelde de straten door, ging toen weer naar mijn kamer, ging op bed liggen met de staf naast mij en stond er de volgende morgen mee op, ontbeet met hem, onderzocht de zieken met hem leunde op hem bij tegenspoed, vertrouwde op hem ten allen tijde en zo wandelde ik er de vallei van mijn beproevingen verder mee door. Tot zover dit eerste citaat. Dit waren niet zomaar een paar woorden. Davis ontving daarmee een krachtige ondersteuning bij al het werk dat hij te verrichten had. Wanneer wij de inhoud van deze woorden goed op ons laten inwerken, kunnen deze ook voor ons van belang zijn. Is het niet zo dat ook wij door alle gevoelens om ons heen op drift kunnen raken? Het bewaren van een kalm gemoed is daarbij ook voor ons van het allergrootste belang! Een tweede citaat geeft ook een beeld van de opmerkelijke grootte van het mediumschap van Davis. Verhoor, o verhoor mijn gebed, Vader. Het is het eerste gebed in mijn leven dat ik waag voor Uw troon neer te leggen. Mag ik U ook over mijn visioen vragen stellen, mijn Vader? Mag ik vragen waarom al wat ik zag mij met vrees voor U vervult en mag ik niet weten hoe het komt dat, als U zo goed en almachtig en waakzaam over de elementen van de aardse en menselijke aangelegenheden bent, zoals blijkt uit Uw bijzondere voorzienigheid, hoe het komt dat U niet met kracht ziekte en zonde wegruimt en zo de aarde in een hemel van geluk verandert? In dit gebed was consequent uitgewerkt, wat de natuurlijke invloed van zo'n geloof moest zijn. Het bracht in mijn ziel teweeg wat het overal aankweekt: Vrees, onvergenoegdheid, aanmatiging en bevelende gebeden. Nadat ik deze bede had ontboezemd, voelde ik in geheel mijn wezen de zekere voortekenen van een visionaire toestand. In weinige ogenblikken was mijn uiterlijke zin afgesloten en mijn innerlijk waarnemingsvermogen geopend en ik zag de gestalte van mijn geestelijke leidsman aan mijn zijde en ik voelde terstond dat hij gekomen was om mijn onrust weg te nemen en mijn uitgeputte geest te sterken, te verlichten en te troosten. Met zijn schitterende gestalte en zijn stralend oog leek hij een heerlijke zon van hemellicht die ik enige dagen geleden gezien had. Ik voelde dat ik in de tegenwoordigheid was van waarheid en liefde. Toen ik volkomen kalm en helder was geworden en al mijn aandacht op mijn leraar had gevestigd, sloeg hij zijn zachte, maar toch zo krachtige, doordringende blik op mij en sprak: ,,Denkt u, nu dat u weet dat de aarde 25.000 mijlen groot is en 900 miljoen bewoners draagt, dat God op een andere wijze voor haar zorgt als voor andere wereldbollen en hier op aarde een bijzondere regering uitoefent? Spreek, denkt u dat?"
,,Ja", antwoordde ik, want de bewijzen van Gods bijzondere voorzienigheid werden mij op de berg getoond en overtuigden mij van dezelfde Goddelijke bemoeienis als waarvan vele bejaarde en beschaafde lieden mij vertelden. Het gelaat van mijn vriend blonk nog zachter en lieflijk waren zijn trekken. U denkt dat alles wat u gezien heeft, zou moeten worden verstaan zoals u het heeft opgevat? Ja, ik geloof dat waarlijk! Hierop daalde er een kalmerende vrede op mij neer over de uitgestrekte handen van mijn leidsman, die niettegenstaande zijn magnetische handbeweging het visionair licht bij mij uitdoofde, zodat mijn natuurlijke ogen geopend schenen te worden. De geest van Davis treedt nu uit om met zijn leidsman verplaatst te worden naar een zeker punt in de ruimte, terwijl zijn lichaam achterblijft. Ik voelde mij als één met hem, opgenomen in zijn aura, zo licht als lucht. Na enige minuten was ik volkomen bewusteloos. Maar weldra wekte mij zijn lieflijke, welluidende stem en met mijn ontwakende vermogens ontsloten zich eigenschappen uit het diepst van mijn wezen, die mij tot hiertoe vreemd waren geweest. Opnieuw hoorde ik zijn stem zeggen: ,,Zie nu!'' En daar stond mijn leidsman, wiens breed voorhoofd en naar boven gerichte ogen mij de meest verheven gedachten ingaven. Weer sprak hij tot mij:,,Wend u om en zie''. Ik gehoorzaamde en ik keek met hem in dezelfde richting. Ik aanschouwde toen het glorierijkste en prachtigste schouwspel van scheppende macht. Het kwam mij voor dat wij op de tinne van de allerhoogste top van het universum, een tempel stonden, die niet met handen was gemaakt. Om ons heen zweefden ontelbare wereldbollen, maar hoe onhoorbaar en harmonisch bewogen zij zich om een voor mij onzichtbaar hoofdcentrum en ik zag niet één wereldbol, die mijn stoutste verwachting en begrip niet oneindig overtrof, die schoonheid gaat boven de beschrijving en de onmetelijkheid boven alle bekende berekening uit. O, wat een overweldigend schouwspel. De oneindigheid scheen met werelden bekroond en iedere grote wereldbol was met tal van kleine bollen versierd als met veelkleurige bloemen van onuitsprekelijke schoonheid. Elke bol en alle tezamen zweefden met de snelheid van elektriciteit door de onmetelijke ruimte en toch veroorzaakte die beweging niet zoveel geluid als het tikken van het fijnste uurwerk. Hun snelheid was onbegrijpelijk en toch kon ik niet zoveel beweging waarnemen als het kloppen van het hart in het kleinste diertje. Ik zag voor mijn voeten in een schrikwekkende diepte, een bodemloze afgrond, maar ook daarin zag ik een zee van wereldbollen en ik had evengoed de druppels van de zee kunnen tellen als deze menigte van lichtbollen en ik dacht aan alle waterdruppels en zandkorrels van de kleine Aarde. ,,Zie nu goed'', sprak mijn leidsman, ,,want u slaat nu een blik op de myriaden wereldbollen, die daarginds tot die ver verwijderde groepen behoren''. Ik scherpte nogmaals mijn blik en zag nog dieper in de diepte en ontdekte in zijdelingse richting nog meer sterrengroepen, die talrijker waren dan de atomen van onze Aarde. En met nog meer gescherpt waarnemingsvermogen staarde ik verstomd in de diepte beneden mij om een dergelijke zee van wereldsystemen en zonnestelsels te zien en ik vond geen eindpaal of bodem voor deze ontzettende massa van sterrengroepen en ik duizelde alsof ik moest bezwijken voor de aanschouwing van deze majestueuze scheppingsrijkdom. Denkt u niet dat wij nu staan op de hoogste tempeltinne van het universum, op de uiterste top van deze maatloze schepping? Ik antwoordde bevend: ,,Ja, dat denk ik zeker''. Hij hield onafgewend zijn heldere blik op mij gevestigd en sprak: ,,Wees sterk en zie nogmaals''. Mijn telescopische blik werd door hem naar boven gericht en ik zag met onuitsprekelijke ontroering een onmetelijk etherisch gewelf, bezaaid met een eindeloze keten van heerlijke sterrengroepen, te talrijk, te heerlijk om met menselijke woorden omschreven te worden. Ringen, groepen, rijen harmonische figuren van zonnen met hun planeten en satellieten waren overal zichtbaar, geen einde was te zien, niet in de breedte, niet in de hoogte, noch in de diepte, noch in de lengte en ik voelde dat het verbazingwekkend geheel van de schepping zonder begin of einde was. Dit schouwspel verpletterde mij met het gevoel van kleinheid en nietigheid. Het was alsof ik mijn individualiteit had verloren, toen mijn leidsman tot mij sprak: ,,Denk nu nogmaals aan de grote aardbol van 25.000 mijlen in omvang!'' Ik voelde mij echter niet in het minst verlegen door deze vergelijking, want ik herinnerde mij wat ik vroeger van de Aarde heb gezien en dat mij dit de overtuiging had gegeven dat deze planeet in ogen van haar Schepper wel van buitengewoon gewicht was. Maar ik was toch gedwongen te zeggen: ,,Nee, mijn leidsman, want de heerlijkheid en grootheid nu aanschouwd, doet de kleine Aarde verzinken als een zandkorrel aan het strand. Maar daar u nu toch van de kleine Aarde spreekt, wens ik wel te weten of haar talrijke, redelijke bewoners niet van een groot gewicht zijn in de ogen van de Schepper?'' Onmiddellijk na deze vraag veranderde de aard van mijn toestand en de eigenaardigheid van mijn waarnemingsvermogen. In plaats van de onmetelijke ruimte te overzien en de diepten te peilen, werd mijn blik nu meer bepaald en doordringend op één punt gericht. ,,Zie'', sprak mijn gids en ik aanschouwde nu dat elke ster aan een prachtige, ontzaglijke, grote aardbol gelijk was. Wat wij aan de avondhemel waarnemen en sterren noemen zijn niets dan zonnen,maar de daarbij behorende planeten kunnen wij vanwege de afstand niet zien. Ik, in uitgetreden toestand, zag deze wel! Deze bollen waren bevolkt met de bekoorlijkste hemelse wezens, aan de aardbewoners wel gelijk en ook mannen en vrouwen, maar hoeveel heerlijker, volmaakter en fijner! Ik zag hun mooie woningen van de meest voortreffelijke architectuur en versieringen.
Verloren in de bewondering van die aantrekkelijke, harmonische reine wezens, riep ik verrukt uit: ,,Zeker, dat is de hemel! En dit zijn de Engelen!'' Mijn leidsman antwoordde alleen: ,,Denk nu nog eens aan de 900 miljoen bewoners van de Aarde''. Ik deed dit, maar zonder mij een verwijt te maken dat ik kleine dingen verheerlijkt had als de allerhoogste en ik zei: ,,Ik beken dat de waarneming van deze myriaden en myriaden van hemelse wezens mijn mening over de waarde van de aardbewoners zeer gewijzigd heeft, de mens schijnt mij nu daarbij een eendagsvliegje, maar ik heb in mijn vorige visioen zoveel gezien dat mij het onomstotelijk bewijs heeft gegeven, dat de kinderen van de Aarde toch in bijzondere gunst bij hun Schepper staan. Toen ik deze woorden gesproken had, omhulde plotseling een atmosfeer van een geestelijk licht mijn leidsman en zijn gelaatstrekken, ofschoon altijd zacht en aantrekkelijk, namen een ongewone en beslissende uitdrukking aan en hij sprak ernstig: ,,Verzamel al uw denkkracht, open uw verstand en luister naar mij. Ik wil u gebruiken als mijn voertuig, mijn tolk of medium om mijn onderwijs aan de aardbewoners over te brengen''.
Tot zover dit tweede citaat.
Al hetgeen Davis door zijn leidsman heeft waargenomen en heeft vastgelegd, heeft de mensheid niet kunnen overtuigen van de realiteit van het werkelijke leven. De grootheid van de schepping die aan hem werd getoond, heeft toch maar weinigen aan het denken gezet, maar er was toch weer een fundament in de strijd voor het hogere gelegd. Een enkeling bouwde er op voort, keerde in zichzelf en besefte dat al die hemelse zaken slechts door eigen inzet bereikt konden worden. Het visioen dat Davis kreeg, kennen we terug in de beschrijving van de kosmos door Meester Alcar in het boek ,,Het ontstaan van het Heelal''. Het is mogelijk dat Davis net als Jeus een blik in de vierde kosmische graad heeft mogen werpen. De Universiteit van Christus werkt door en bouwt gestaag verder aan de opgang van de mensheid van de derde kosmische graad. De strijd voor het hogere zal uiteindelijk de liefde en de vrede in ons doen ontwaken en ons uiteindelijk tot het Koninkrijk Gods voeren. Niets kan ons immers worden geschonken! De strijd voor het hogere is nog lang niet ten einde, nog veel zal moeten worden overwonnen. Daar is echter ook kennis voor nodig. Kennis over de realiteit van het leven. Wij zijn dan ook blij dat wij de opening, die Jackson Davis tijdens zijn aardse leven aan het spiritualistische denken van de wereld mocht schenken en dat later door Jozef Rulof en zijn Meesters verder tot verdieping werd gebracht, nu over de wereld kunnen brengen. Tijdens het ontwikkelen van het vertaalproject beleefden wij een wonder. Dit wonder ligt voor ons besloten in het feit dat wij voor de distributie van de boeken van Jozef Rulof in Amerika op een bijzondere wijze in contact kwamen met de uitgeverij ,,Health Research'', die tot vandaag de dag nog steeds de boeken van Jackson Davis uitgeeft. Deze boeken staan dus nog in de belangstelling bij de Amerikanen. De boeken van Jackson Davis vormen dus een goede basis, als het ware een springplank voor de boeken van de ,,Universiteit van Christus''. Was dit leiding? Wij weten zeker van wel, want twee jonge lezers van de boeken van Jozef Rulof gingen tijdens hun vakantie in Amerika op zoek naar de boeken van Jackson Davis. Zij vonden de bovengenoemde uitgeverij, waardoor wij enige maanden later met haar in contact konden treden. Zo wordt op een nieuwe wijze invulling gegeven aan de opdracht die Jozef Rulof ons eens gaf: ,,ZEND DE BOEKEN DE WERELD IN!''
N.V.