Wedergeboorte als Anthony van Dyck met een taak.
Anthony van Dyck reïncarneerde op aarde om met zijn geïnspireerde kunst het gevoel van de mens op het hogere te richten naar de boeken van Jozef Rulof.
Zelfportret van Antony van Dyck.
Om de hoogte van Van Dyck, Rubens, Rembrandt, Titiaan, Beethoven, Bach of Mozart te bereiken, zijn tientallen kunstenaarslevens nodig waarin de persoonlijkheid de beheersing van een bepaalde techniek om kunst te scheppen, stelselmatig verhoogt.
Kunst uit de eerste lichtsfeer.
Naast de
langdurige beoefening van de techniek in hun vorige levens hebben de grootste
kunstenaars hun kunst ook verder verfijnd in het hiernamaals. Hun gerichtheid op kunst verdween niet plots op het moment dat ze het geestelijk leven binnen traden.
In het
hiernamaals konden ze aan hun kunst voortwerken, zonder beperking van een
stoffelijk lichaam.
In de eerste
lichtsfeer in
het hiernamaals werd er zelfs een tempel voor de kunst opgericht, om daarin de
bedrevenheid in kunst verder te verfijnen.
In deze tempel
werden de vorderingen van de kunstenaars gevolgd door hogere meesters van ‘De Universiteit van Christus’.
Deze meesters
zagen in de kunst namelijk de mogelijkheid om de mensheid hiermee aan te sporen
haar gevoel op het hogere te richten, op datgene wat het grofstoffelijke gevoel
overstijgt.
Samen met vele
andere middelen wordt deze kunst gebruikt om de gevoelsgraad van de mensheid
omhoog te stuwen naar de gevoelsafstemming van de eerste lichtsfeer.
De meesters
moedigden de kunstenaars aan om hun kunst zo hoog mogelijk op te voeren en
vervolgens op aarde te brengen.
Hiervoor
reïncarneerden de grootste kunstenaars naar de aarde vanuit de eerste
lichtsfeer.
Op aarde
brachten ze de kunst die afgestemd is op de eerste lichtsfeer, en die als
gevoel hoger is dan de gemiddelde gevoelsgraad van de mens op aarde.
Daarom leefden
er verschillende grote kunstenaars op aarde in een relatief korte
tijdsperiode.
De meesters
zorgden ervoor dat wanneer de ene kunstenaar van de aarde vertrok, de volgende
kunstenaar alweer klaar was om dit werk voor te zetten, totdat de kunst van de
eerste lichtsfeer voldoende op aarde was gebracht.
Toen hield de
stroom van grote kunstenaars op, want het had geen zin om nog meer kunst op
aarde te brengen, daar zou de mens geen grotere aansporing meer door voelen.
De kunst uit de
tweede lichtsfeer werd nog niet op aarde gebracht, want die zou ver boven het
gevoel van de mens op aarde gaan.
Vele mensen
zouden zich dan door die kunstwerken stoffelijk willen verrijken.
Die kunstwerken
zouden nog veel meer dan nu gestolen worden, alleen om er geld mee te
verdienen.
Er zouden nog
meer doden vallen voor deze kunsthandel, en dat willen de meesters niet
aanwakkeren.
Inspiratie.
De grote
kunstenaars hadden niet alleen hun kunst tot grote hoogte opgevoerd in hun
vorige levens en in de eerste lichtsfeer, maar bovendien werden ze in hun leven
op aarde ook geïnspireerd door de meesters van het licht.
De meesters
verhoogden de concentratie van de kunstenaars tijdens het scheppen om niet door
aardse zaken afgeleid te worden, zodat het gevoel van de eerste lichtsfeer
voldoende in hun kunst tot uiting gebracht kon worden.
Vele
kunstenaars voelden deze inspiratie, al waren de meesten zich niet bewust
vanwaar die inspiratie kwam.
Op aarde
herinnerden ze zich hun voorbereiding in de lichtsferen niet, ze waren zich
alleen bewust van het doel van hun leven, het scheppen van kunst.
Daarnaast
combineerden velen hun taak met goedmaken, zoals dat beschreven wordt in het
artikel ‘wedergeboren voor een taak’.
Tempel van de kunst.
Om Jozef Rulof
te laten zien hoe de grote kunstenaars werkten, toont zijn geestelijke
leider Alcar hem hoe Anthony van Dyck zich in de
zeventiende eeuw in zijn atelier voorbereidde op een kunstwerk.
Jozef neemt
waar dat Van Dyck visioenen ontving die hem door onzichtbare wezens werden
gegeven.
Jozef ziet dat
het de meesters waren, maar Anthony zelf voelde alleen dat hij geholpen
werd.
Van Dyck schiep
religieuze voorstellingen, omdat hij zich in zijn vorige levens ook op religie
had gericht.
Meester Alcar
gaat ook terug naar de tijd voordat Anthony reïncarneerde.
Alcar laat
Jozef zien hoe Anthony zich in de eerste lichtsfeer voorbereidde op zijn
kunstmissie.
Van Dyck
mediteerde daar vijftig jaar lang om zijn gevoel volkomen te richten op de
kunst die hij op aarde zou brengen, zodat niets van de aarde hem hierin zou
tegenhouden.
Jozef ziet in
de tempel van de kunst dat naast Anthony nog vele andere kunstenaars zich aan
het voorbereiden waren om te reïncarneren.
Alcar vraagt
aan Jozef of hij ook andere kunstenaars herkent, die hun kunst op aarde hebben
gebracht.
Tot zijn
verbazing ziet Jozef dat de leermeester van Anthony op aarde, ook zijn
leermeester in de tempel van de kunst was.
Ook daar had
deze leermeester de leiding, omdat heel zijn gevoelsleven op kunst was
ingesteld.
In het artikel
‘goedmaken’ dat staat onder reïncarnatie, wordt beschreven hoe Anthony en zijn leermeester elkaar al
in vorige levens hebben leren kennen.
Daarom kreeg
Anthony het gevoel dat hij deze ziel al kende, toen hij zijn leermeester op
aarde ontmoette.
Ze waren zich
niet bewust van hun vorige levens, deze belevenissen waren in hun
onderbewustzijn weggezakt en het gevoel van herkenning was daarvan
overgebleven.
Meester Alcar toont Jozef dat er ook in de twintigste eeuw nog
kunstenaars aan het werk zijn in de tempel van de kunst in het hiernamaals.
Voor iedereen
die zijn kunst wil verhogen, staat deze tempel open.
Toch verklaart
Alcar dat deze kunstenaars beter zouden afdalen in de duistere sferen om de
zoekende zielen daar te helpen in hun tocht naar het licht.
De Universiteit
van Christus zendt immers geen kunstenaars meer naar de aarde.
De kunstenaars
die nu in de tempel van de kunst werken, zijn alleen voor zichzelf bezig.
Ze kunnen hun
kunstgevoel verhogen, maar daar komen ze geestelijk niet verder mee.
Daardoor
krijgen ze niet meer liefde.
Door hun kunst
kunnen ze hun gevoelsgraad niet verhogen, dat kan alleen door het leven te
dienen.
Wanneer Jozef
aan Alcar vraagt of deze kunstenaars dit niet duidelijk wordt gemaakt in de
tempel van de kunst, antwoordt Alcar dat dit weinig zin heeft.
De persoonlijkheid
van de mens moet beleven waar hij zijn gevoel op richt, totdat die gevoelens
beleefd en helemaal uitgeleefd zijn.
Dan pas komt de
mens vrij van zijn gerichtheid en komt hij open voor iets nieuws.
Dit geldt niet
alleen voor kunst, maar voor alle gevoelens waar de persoonlijkheid zich op
richt.
Zodra de
kunstenaars zich hiervan bewust worden, zijn er meesters in de tempel om hun
deze wetten te verklaren.
Dan zien ze dat
kunst geen doel op zich is, maar een middel, en als het alleen voor zichzelf
wordt ingezet, het geen geestelijke ontwikkeling brengt.
Meester Alcar.
Anthony begreep
dit al tijdens zijn verblijf in de tempel van de kunst.
Hij leefde toen
niet alleen voor de kunst, hij daalde ook vele jaren af in de duistere sferen
om te helpen.
Hierdoor
verwierf hij zich in korte tijd een hogere gevoelsgraad.
Ook na zijn
laatste leven op aarde als Van Dyck werkte hij in de sferen verder aan zijn
geestelijke ontwikkeling, zodat hij uiteindelijk de vijfde sfeer van licht
bereikte.
Toen was hij klaar
om op een andere wijze de geestelijke ontwaking van de mensheid te
dienen.
Via Jozef Rulof
bracht hij boeken op aarde, die niet alleen zijn vorige leven als Anthony van
Dyck onthulden, maar daarnaast alles beschreven wat de mens op aarde kon
gebruiken om zich een beeld te vormen van het doel van het leven op
aarde.
Na het brengen
van deze boeken kon Alcar tegen de mens op aarde zeggen: ‘Als ik één van u kan
bereiken nu gij dit weet en u van uw eigen voortleven mag overtuigen, dan is
dit werk en tevens mijn kunst niet voor niets geweest, is al mijn moeite
beloond.’
In zijn huis in
de sferen hangen zijn schilderijen als geestelijke producten.
Hij kijkt graag
terug naar zijn leven als kunstenaar.
Maar hij weet
nu dat er veel belangrijker vergezichten zijn dan zijn schilderijen.
Hij richt zich
nu op de hogere wijsheid van Christus, die samengevat kan worden met ‘heb lief
alles wat leeft’.