Wat is het doel van het leven?  
Om het doel, het waarom van het leven te kunnen omschrijven, moeten we ons beginpunt en einddoel kennen. We gaan dus eerst op zoek naar onze oorsprong om van daaruit ons eindpunt te bepalen. Door oude religieuze geschriften en de wetenschap weten we dat alles uit het niets, uit het voor ons geestelijk en onzichtbare is ontstaan.  Vanuit die donkere, levende energie ontstond er een zichtbare lichtende energie en bij het volgroeien van dat 'licht' is een explosie, een splitsing gebeurt, met name de 'Big Bang'. Dat 'licht' is als gevolg hiervan omgezet in vloeibare half stoffelijke materie die in alle richtingen is uitgedijd waardoor deze afkoelde.  Door bepaalde wetmatigheden klonterde de materie zich samen groeiend tot planeten, sommige koelden af en andere gingen zich later als sterren manifesteren. Als je kunt aanvaarden dat er in dat 'licht' ook biljoenen levensvonken* aanwezig waren, dat deze zich na de Big Bang in een tijdsgebonden volgorde op één bepaalde planeet ontwikkelden en zij onder gepaste omstandigheden tot een eerste bestaan als eencellig half stoffelijk leven kwamen, dit was de start van onze evolutie.

Laat ons nu de onzichtbare geestelijke donkerte of duisternis 'God' of 'leven' noemen. Dan beseffen we dat God het doel had om, door het dualiseren van zichzelf, een onbewust deel op te voeren tot een bewust Goddelijk deel, dit door een evolutieproces.  Want wij, alle levensvonken, waren in onbewuste toestand een deel van God. We zijn door Hem als zelfstandig leven afgesplitst bij de Big Bang met als einddoel volledig bewust terug te keren in God.  Dus de dualisatie ontstond vanuit de onzichtbare donkere Goddelijke energie naar zichtbare licht-energie. Datgene wat later na de Big Bang onze gekende kosmos is geworden met alle leven erin. Vanuit de wetenschap weten we dat die dualiteit in heel de kosmos aanwezig is, er zijn sterren en donkere planeten elk met hun eigen tegengestelde polariteit. Er is een aantrekken en afstoten, een ontstaan en verdwijnen van planeten. Wanneer we op onze eigen planeet rondkijken, zien we dat er in de natuur in alles een dualiteit aanwezig is. In alle levensvormen vinden we het mannelijke en het vrouwelijke.  
Doordat er in die eerste cellen ook een polariteit aanwezig was, konden deze cellen zich met elkaar verbinden. Dit kon echter alleen maar als beide cellen zich in een gelijke ontwikkelingsfase bevonden.  Dus door hen ontstond er een nieuwe bestaansmogelijkheid, een nieuwe stoffelijke cel die bezield kon worden door reïncarnerende lichtvonken. Wanneer deze cellen zich samen aan elkaar gedeeld hebben, stierven zij en hun zielen keerden terug naar de vonktoestand*, naar de mentale wereld*. Van daaruit konden zij op hun beurt een nieuwe ontstane stoffelijke cel bezielen. Het is op dát moment in onze evolutie dat de reïncarnatie van start is gegaan. Als we nu weten dat alles voortkomt uit die kracht, die we God of 'leven' noemen, moeten we ook aannemen dat God diezelfde eigenschappen in zich heeft, namelijk het vader- en moederschap. De bevestiging daarvan zien we duidelijk in zijn totale schepping: alles bezit die dualiteit.

Door die dualiteit ontstaat ook beweging, verandering, werking en die werking veroorzaakt een evolueren. Dit gebeurt in de ordening van de kosmos maar ook in alle levensvormen.  Voor de bezielde levensvormen gebeurt dit door te sterven, en door telkens weer een nieuw geëvolueerde levensvorm aan te nemen. Dit kan door keer op keer een bevruchte eicel in een moederschoot te bezielen.  Wij herkennen dit in al wat leeft en sterft. Doordat alles een wet ondergaat om zich voort te planten tijdens het leven, zijn er steeds nieuwe geëvolueerde lichamen beschikbaar.  Als er nu voor elk nieuw leven telkens een nieuwe ziel zou moeten ontstaan om die levensvorm te bezielen, dan zou dat betekenen dat de stoffelijke vormen wél evolueren maar dat het 'leven', de ziel, dit niet zou doen. Dat zou betekenen dat er alleen een evolutie is naar de materie en dat er in de bezieling geen evolutie zou zijn.  Een tegenspraak hiervan vinden we terug in ons eigen leven. Ons lichaam veroudert en sterft maar ons bewustzijn, onze ziel is wel geëvolueerd tijdens dit leven.  Mag ik nu de conclusie trekken dat dualiteit de motor is om het 'leven', de ziel, te laten evolueren in gevoel en bewustzijn door verschillende levens heen en dat we hiervoor veel lichamen hebben en zullen ontvangen, alles met een bepaald einddoel. 

Dit wetende kan ik ook concluderen dat het 'leven', de ziel, een onsterfelijke zelfstandigheid is, een deeltje van het geheel waaruit het is ontstaan en waartoe het behoort.   Het uiteindelijke doel van het leven is om terug te keren naar en in die eenheid van ons beginpunt, naar onze Bron, maar dan als 'bewust leven'. Dus als ziel met een door ervaring opgebouwd gevoel en bewustzijn, dat wat uiteindelijk gelijk is aan de eigenschappen van onze oorsprong.  Dit kan alleen als we alle ervaringen hebben beleefd in dualiteit, als man en als vrouw. Ook door veel verschillende levens heen in alle rassen en op de verschillende continenten dit in verschillende tijdperken.  Laat ons nu nog even terugkeren naar het beginstadium waar twee cellen zich gedeeld hebben. Zij worden tweelingzielen genoemd omdat zij zich aan elkaar op zielsniveau gedeeld hebben, waardoor ze beiden één zijn. Hun ziel verkreeg daardoor een werking, een evolutie in hun beide polariteiten, het mannelijke en vrouwelijke.  

Dit herkennen we in elk mens, iedereen heeft die dualiteit in zich, het vrouwelijke en mannelijke en toch manifesteren zij zich in elk leven hetzij als man of als vrouw.  Verlangen en zoeken wij innerlijk niet steeds naar die andere ziel, naar dat andere deel van ons, om ons weer compleet en één te voelen? Als we dit alles nu kunnen aanvaarden, ook dat we zullen evolueren naar dat Godsbewustzijn, of anders gezegd, naar het Christusbewustzijn, dan moeten we ook kunnen aannemen dat door het beleven van de aarde alleen, dit niet voldoende kan zijn om dat doel te bereiken.  Daarom is er, na het einde van de aardse kringloop, een geestelijke bestaanstoestand waar we als geest verder leven in het licht, waarin we verder evolueren in bewustzijn en liefde. Daarna gaan we over om verder te leven in fijnstoffelijke lichamen maar dan op andere planeten in de kosmos.  Daar zullen wij als mens in steeds hogere en fijnere levensvormen reïncarneren om verder te evolueren, om uiteindelijk over te gaan in het 'Al’ waar we samen één zijn in en met God. Of had je gedacht dat één leven op deze planeet aarde, op dit piepkleine bolletje in de kosmos, zou volstaan voor onze evolutie om in of bij God terug te keren?
J. de B.



counter free
Google Analytics Alternative