HET KERSTFEEST IN DE HEMELEN.
Ik groet u uit naam van
hen, die overgingen naar de sferen van licht en niet ophouden met u te
beminnen, te begrijpen en te leiden!
GIJ OP AARDE viert thans
het Kerstfeest, de gezegende dag, waarop Jezus Christus, Gods volmaakte Kind,
opnieuw in de stof werd geboren om in opdracht van Zijn en onze Vader liefde en
bewustzijn aan uw Aarde te schenken. Voor velen is de herdenking van deze dag
niets anders dan een werelds feest, een stonde van louter vermaak, die de
grauwheid van het jaargetijde aangenaam onderbreekt en veel te snel weer
voorbij is.
Zo viert elk mens al
naar zijn gevoel en bewustzijn zijn eigen Kerstmis. In ons leven is dat heel
anders. In de hemelen is het Kerstfeest een machtig en heilig beleven, dat door
allen zonder onderscheid wordt meegevierd op een kracht, die gij van de Aarde
niet ondergaan kunt zonder te bezwijken. Door u er mede te verbinden, hoop ik
evenwel te bereiken, dat ook gij ons beleven benadert, opdat ge althans iets
van ons geluk in u voelt.
Er is een chaos op uw
wereld, de mensheid zoekt zich nog te herstellen van de wonden, die zij opliep
en tracht te midden van alle naoorlogse problemen een nieuw, vreedzamer bestaan
op te bouwen. Meer dan op andere dagen zijn uw kerkgebouwen gevuld met
knielende mensen, die het Kind van Bethlehem raad en troost vragen. Wie scherp
luistert en zich instelt op Gods volmaakte Zoon, wie Zijn leven en woorden
overdenkt, niet als een smekeling, maar als een naar weten en werken verlangend
ziel, hoort Christus stem boven het rumoer van de wereld uit. Zijn stem, die
belevend en bezielend zegt: ,,Laat de kleinen tot Mij komen, want hun behoort
het rijk der hemelen!''
De mens, die deemoedig
zijn hoofd buigt en zichzelf wil bevechten en verliezen, zal God en Christus
winnen. Hij daalt diep af in de ernst en de heiligheid van het leven en weet
wat hem te doen staat.
Zie, zo beleven wij,
hemelingen, de dag van Christus wedergeboorte, die nu ook voor ons de nieuwe en
wel geestelijke geboorte betekent. Ik vraag u nu met mij op reis te gaan.
Tracht u op mij in te stellen, maak u daartoe los van uw eigen voelen en
denken. Pas dan is het mogelijk, dat ge los komt van uw eigen wereld en die van
Christus betreedt. Ik voer u naar sferen van licht, naar ons Kerstfeest. Wij
vieren dat niet op uw tijd, want deze stemt niet met de werkelijkheid overeen:
De Messias werd op een vroegere datum geboren dan u aanneemt. Wij stelden ons
met de biljoenen zielen hier in op het heilige ogenblik, dat Christus van het
Goddelijke Al uit naar de aarde afdaalde.
Neergeknield, overweldigd door het onmetelijke gebeuren, schouwen wij in het Al
en beleven, hoe Christus Zich voor Zijn afdaling gereed maakt. Hoe veel
schoner, hoeveel natuurlijker was dit dan gij op uw aarde gelooft. Tracht mij
aan te voelen, blijf dicht bij mij, wellicht kunt ook gij dan met uw innerlijke
ogen die heiligheid waarnemen. Weet dan eens en voor goed, dat Christus
afdaling in Zijn Moeder op dezelfde natuurlijke wijze geschiedde als bij elk
van Gods Kinderen het geval is. Onze Vader is rechtvaardig in al Zijn Werken:
Zo kon Hij geen afzonderlijke wetten maken voor één Zijner Schepselen. Christus
was mens als wij, geen wet, geen graad werd Hem geschonken. Maar, hierover
leest ge meer in het boek van Meester Zelanus:
,,De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien.'' Maria en Jozef kwamen tot een
normale, menselijke verbintenis, die door hun liefde jegens elkander geheiligd
werd en bekroond door het aantrekken van Christus Ziel. Alle hemelen stroomden
leeg, we dalen af naar de stal van Bethlehem en volgen daar het machtige
gebeuren. Wanneer de geboorte van Christus plaats vindt, zingen de Engelen, die
eens op aarde leefden en nu de volheid van hun astraal stemgeluid aanwenden om
hun geluk, hun dankbaarheid in hemelse klanken te uiten.
Wij liggen neergeknield
tussen de herders en de drie koningen en maken ons één met het moedergeluk van
Maria. Haar geheiligde staat voert ons terug naar onszelf en we mediteren
over onze eigen levens en we vragen ons telkens af, hoe wij ons eens vergaten
en deze, Gods heiligste wet in de ruimte, bezoedelden. Leer hieruit, hoe
wij hemelingen dit wonderbaarlijke gebeuren niet als een sensatie bezien, maar
als een genade, die ons te leren heeft. Aan deze Zijde leerden wij diep in een
wet binnen te gaan en haar tot in de diepste graad af te tasten en eigen te
maken! Wij volgen de jeugd van Christus en zien Hem als klein kind, als een
jongen van uw tijd spelend en ravottend en toch weer anders. Onder het spel kan
Hij plotseling ophouden en naar een stille plek gaan om er te mediteren, want
van het ogenblik, dat Hij Zijn ogen opensloeg, stond de Goddelijke Bezieling op
dit leven ingesteld en dit bleef zo tot Zijn laatste seconde op aarde.
De jaren gaan rustig
voorbij. Christus ontvangt Zijn scholing van Zijn vader en moeder en van
anderen. Er iets niets onnatuurlijks of buitengewoons, wat wij ervaren, Zijn
leven is noch als van ieder ander kind. Wel is er een bovennatuurlijke stilte
in en om Zijn wezen. Tracht u daar eens in te gaan, zoals wij dat doen, dan
wordt u iets geopenbaard van de Goddelijkheid, die Zijn leven en bestaan vult.
Op twaalfjarige leeftijd treedt Zijn bewustzijn aan de dag. Overtuigd van Zijn
krachten gaat Hij de tempel binnen en onderhoudt zich met de schriftgeleerden.
Hij verbluft hen met Zijn kennis, die nu al volledig op de wetten van Zijn en
Onze Vader is ingesteld. Hij spreekt van Zijn intuïtie uit, Zijn gevoel, dat
Hij in Zijn miljoenen levens zich eigen maakte en dat Alvermogend werd. Dan
komt de tijd, dat het huisje en het dorp van Zijn ouders Hem te klein worden.
Hij zwerft uit naar buiten en zoekt de natuur op.
Hij verbindt zich met het leven van boom, plant en dier en volgt hun ontwaken
en groei. Hij beleeft de regen en de wind, het onweer en de bliksem, de Maan en
de Zon, de nacht en de dag en dringt door tot hun kosmische diepte. In die uren
gaan we aanvoelen, hoe ernstig Christus Zich op Zijn taak voorbereidt en we
zien ook, dat Hij daarin niet verder gaat, dan Hij op dat ogenblik verwerken kon,
hetgeen voor u en voor ons een les is ook in ons beleven geen stap over te
slaan. Nu maakt Christus Zich los van de natuur en stelt Zich open voor het
hogere leven op aarde: De mens. Hij volgt hoe deze in de moeder groeit en
gestalte krijgt. Hij maakt Zich één met het geboorteproces en beleeft de
vorming van de persoonlijkheid. Weken en maanden lang peilt Hij de mensen om
Hem heen en volgt Hij al die graden en bewustzijnstoestanden, totdat Hij
boordevol is.
Eindelijk keert Hij terug naar Zijn heilige moeder, die dag in dag uit bezorgd
en beangst naar Hem heeft uitgezien en niet te troosten was door het woord van
vader Jozef. Als Hij kalm en ernstig de kleine woning betreedt, vraagt zij
schreiend: ,,Mijn Kind, waar bent Ge zo lang geweest?'' En Hij antwoordt haar
met een gezegde, dat voor elke ziel in de ruimte van betekenis is: ,,Maar ,
Moeder, waar kon Ik anders zijn dan bij het leven van Mijn Vader?'' Nu begrijpt
moeder Maria haar eigen Kind niet meer. Christus gaat voorbij aan haar
geschrei, eens zal zij Hem en Zijn Goddelijke taak hier begrijpen. Meelij kent
Hij als Albewuste niet. Hij gaat naar Zijn kamertje en sluit Zich af voor het
rumoer van de aarde om verder te gaan in Zijn kosmische meditatie. Wij bevinden
ons nu met Hem in deze kleine ruimte en zien daarin thans het Goddelijke
heelal.
Er brandt een klein licht, het is avond en een machtige stilte omvat ons allen.
Hierin leren we beter dan ooit de eenvoud van Gods volmaakte Kind kennen en
voelen aan wat het zeggen wil, goddelijk bewust te zijn en toch alles van de
aarde, zelfs de laagste instincten daarvan, lief te hebben. Ook dit moeten wij
nu ervaren: Dat we Christus slechts volgen kunnen tot de graad van denken en
voelen, die wij ons tot nu toe hebben eigen gemaakt. Wij moeten aanvaarden, dat
wanneer Christus Zich opsloot en in gevoel loskwam van de aarde en de hemelen,
Hij direct met Zijn Vader verbonden was, onze bezieling, onze kennis, onze
liefde niet toereikend is. Nog niet, weten we ook, want naast dit besef ligt
direct het weten, ons door Christus Zelf geschonken, dat we, door aan onze
eigenschappen te werken, meer nog dan tevoren ons zelf in te zetten eens wel
zover zullen komen. Dit toch is de machtige, bezielende betekenis van Christus
leven, dat wij als elke andere ziel, zelfs al werkt ze voor het kwaad, eens
Zijn Goddelijke staat zullen bezitten!
Wij wachten rustig af,
tot het leven van Christus ons naar een andere toestand voert. Nu beleven wij
hoe Hij, volkomen gereed, in het openbaar treedt. Hij trekt de mannen aan, die
Hem en de wereld als Zijn apostelen zullen dienen. We zien Hem in Zijn
sneeuwwit gewaad door de velden gaan en Zijn Heilig Evangelie verkondigen. Hij
geneest, die in Hem en Zijn Vader geloven kunnen, naar lichaam en ziel. Hij
ontmoet liefde en begrip, maar ook woede, hoon en gemeenheid. Maar Hij blijft
onder alle omstandigheden Zichzelve gelijk. Hij, als Goddelijk bewuste, kent
beter dan wie ook in de ruimte de afstemming van de mensen, tot wij Hij zich
richt. Hij weet ook, dat dit Zijn uur is en dat Zijn Woord eens zal worden
aanvaard en nagevolgd. Hij spreekt niet alleen voor de mensen van Zijn tijd,
Hij getuigt voor alle eeuwen. Er ligt een Alvermogende zekerheid in Hem en elke
stap, Die Hij doet, is berekend.
Nimmer is er zwakte, aarzeling of twijfel in Hem, ook niet als Hij denkt aan
wat Hem wacht: Zijn Kruisdood. Hij Zelf begeert deze smadelijke behandeling, of
zij zou Hem niet geschieden. Al voor Hij naar de aarde afdaalde om de mensheid
naar een hoger leven op te trekken, wist Hij, dat Zijn stoffelijk Leven op de
Calvarieberg zou eindigen.
Daar toch, op die
schandeplek, zou Hij de gelegenheid krijgen om Zijn Woord te bewijzen, dat
Goddelijke woord, dat voor de hele mensheid, op welke graad zij ook leeft, van
universele betekenis zou zijn.
,,Gij mens, zult de
Goddelijke volmaaktheid bezitten, wanneer ge in staat bent uw liefde, uw willen
met uw leven te betalen. Pas dan bewijst ge op volle kracht, dat ge kunt wat uw
Vader vermocht en zal Hij leven in u en gij in Hem!''
We zijn naast Christus
in de hof van Gethsemané en later op Golgotha. Om ons heen klinkt wild en wreed
het gejoel van de onbewuste menigte. Wij ondergaan de haat, die zij op Hem
afzenden, we voelen, al naar onze graad, de pijnen die zij Hem opleggen en
menigeen onder ons zinkt bewusteloos door deze smarten ineen. Maar keer op keer
herstellen zij zich en zetten zij zich opnieuw in om de pijnen van hun
Goddelijke Zaligmaker aan de lijve te ondergaan om daardoor te bewijzen, dat
zij leven en dienen willen als Hij.
En boven ons zingen weer
de hoogste Engelen. De Engelen en verdere werelden staan open en hun licht
verbindt zich en straalt neer op de lijdende, stervende Messias. -- Christus
hoort de stemmen en ziet het licht en Hij glimlacht. Nu breekt ook het hart van
de sterkste onder ons. Wij smeken God om kracht, in ons verlangen om ook de
laatste seconde volbewust te mogen beleven. We bidden onze God om strijd en
beproeving, om loutering, want een ieder van ons wil hoger gaan, dieper in Zijn
leven komen om het groter straling, dieper inhoud te geven.
Dan maakt Christus Ziel zich los van Zijn gemarteld lichaam en de Zijnen uit
het Al vangen Haar op en voeren Haar omhoog, begeleid door het gezang van de
miljoenen Engelen. Op aarde verduistert een wijle het daglicht, een ogenblik
houdt al het leven daar als het ware de adem in, als verbijstert door de macht
van dit gebeuren, maar dan breekt de hel weer los. Uit dit beleven van Christus
wandeling over de aarde bestaat ons Kerstfeest.
Mijn broeders en zusters
van de aarde, ik vraag van u, wat wij en André deden: Tracht tot eenheid te
komen met het leven van Christus, put daaruit in deze Kerstdagen en later, volg
Hem in Zijn gedachten en daden en pas alles op uw eigen leven toe, ge zult dan
geheiligd en gezuiverd naar de mensen terugkeren, om wat u won in hun midden
naar de letter toe te passen. Maak u los van uw beperkte ik, breek af in u wat
verkeerd is, offer en geef het schoonste van u zelf en ge beleeft uw eigen
Golgotha. Smart en wanbegrip zult ge te verduren krijgen, zoals uw Messias,
maar als Hij zult ge in dat ernstige, smadelijke uur het gezang van de Hemelen
horen.
En dit zal voor u het teken zijn, dat ge groeiend zijt en op weg om een hogere
en gelukkiger levensgraad te bereiken. Ik bad Christus tijdens ons Kerstfeest
hier om een licht te zijn in de duisternis op aarde. En daar dit, mijn
verlangen, op volle kracht naar Hem uitgezonden werd, beloonde Hij mij door mij
een taak te schenken, een taak, die ik ook door dit woord help volbrengen. Laat
dit gebed ook het uwe zijn in deze dagen en wanneer gij er met uw volle
persoonlijkheid, met gans uw wil achter staat, zult ook gij in Zijn Naam mogen
arbeiden. God en Hij zegenen u dan en zeggen u: ,,Goed zo, Mijn Kind. Wij zijn
bij u en volgen u'!''
Ik ga nu heen en dank u
allen voor de liefde, die gij mij toedraagt. Ik ben ontroerd door alles, wat
gij mij door Christus schenkt.
God, mijn God, ik wil u
en Uw leven dienen.
Meester Zelanus.
