RONDOM HET SPREKEN VAN JOZEF RULOF.
Als ik het ooit een genade heb gevonden namens de Meesters van Gene Zijde tot u het woord te richten, dan is het deze zondagmorgen. Als ik ooit verlangend ben geweest tot u te spreken, dan is het deze dag. Dit naar aanleiding van de zitting, die u in dit gebouw woensdagavond (zie 'Een historisch document') hebt mogen meemaken. Geestelijk bewust als wij, volgelingen van de Meesters van Gene Zijde willen leven, gaan wij de feiten nimmer uit de weg.De zitting met die Meesters is door de aanwezigen in de zaal met gemengde gevoelens beleefd. Daaraan waren verschillende oorzaken schuld. Er was een technische moeilijkheid, waardoor het een aantal bezoekers bijna onmogelijk was het gesprokene te verstaan. Daar was de warmte: Doordat de ventilatie tijdens het spreken was uitgeschakeld en er geen pauze was, waarin de deuren konden worden opengezet, heerste in de zaal een tropische hitte, die het luisteren niet gemakkelijker maakte. Maar bovenal was daar de duur van de toespraak oorzaak van, die voor sommigen te lang uitviel. Men moest namelijk twee volle uren luisteren en dat in die hitte en staande tegenover een stof, die voor velen onbekend en te machtig was. Ik heb verscheidene van u om hun mening gevraagd en van de verschillende op en aanmerkingen wil ik u er drie noemen. Ten eerste: Was Jozef Rulof, toen hij sprak, in trance? Was het waarlijk een meester van Gene Zijde, die door hem sprak? Ten tweede: Van waar, als dit het geval was, kwamen dan de herhalingen? Ten derde: Was onze indruk juist, dat die Meester - zo hij het was - moeilijk een eind aan zijn betoog kon maken? Ik wil die vragen hier vanmorgen voor u behandelen, omdat ze voor u en voor mij belangwekkende aspecten kunnen opleveren, omdat ze ons in aanraking brengen met toestanden, met wetten en graden, die voor het grootste deel voor de mensheid nog onbekend zijn. Wij betreden dan namelijk het terrein van de occulte wetenschappen, een terrein dat nog door zeer weinigen met goed gevolg is doorvorst. Ik wil om te beginnen schilderen wat zich hier afspeelde, te zien door onze aardse ogen. Jozef Rulof zou spreken, of liever gezegd bij monde van hem zou een astraal Meester spreken. Deze zou uitweiden over het boek 'De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien', dat in de afgelopen oorlogsjaren door Gene Zijde aan Jozef Rulof is geschonken. Daaraan ging vooraf een persoonlijk woord van Jozef Rulof, die enkele mededelingen deed en dit op een wijze - ik haal dit aan om de eerste vraag te beantwoorden: Sprak hij zelf, of deed het een Meester?- die menselijk was en getuigde dat hier een spreker aan het woord was die men niet geroutineerd kon noemen. Het ging niet vlot, er waren haperingen, de zinsbouw was vaak niet fraai. In 't kort, hier sprak een gewoon mens, voor wie het geen dagelijks werk is om voor een grote zaal te spreken. Aan het eind van zijn inleiding kondigde hij aan: 'Zo dadelijk zal mijn lichaam door een Meester van Gene Zijde worden overgenomen en zal deze Meester tot u het woord richten.Wij hebben kunnen meemaken hoe dat proces zich afspeelde, voor zover onze aardse ogen het toelieten. Voor wie scherp keek was te zien hoe zich, toen eenmaal het Panis Angelicus de ruimte vulde, een verandering voltrok in hem en er een grote rust over hem kwam, het geëmotioneerde viel van hem af, zijn houding werd bewuster.
Jozef Rulof had zijn lichaam verlaten en plaatsgemaakt voor een astraal wezen, dat zich van zijn organen zou bedienen om daardoor een contact te bewerkstelligen, dat toeliet van de astrale wereld uit een woord tot de stoffelijke mens te richten. 'Het woord, dat tot u komt, is niet van uw wereld,' zo klonk het, vast, helder, bewust. Voor hen, die waarlijk overtuigd zijn van het mediumschap van Jozef Rulof, voor hen, die vertrouwd zijn met zijn boeken, stond vast: hier spreekt een Meester. De vraag voor hen was slechts: wie was die Meester? Ik zal u hierop dadelijk antwoorden. Al naarmate de Meester verder sprak, bleek zijn bedoeling: hij wilde een inleiding geven tot de lezingen, die zouden worden gehouden over het boek 'De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien'. Hij sprak niet direct over dit boek, noch behandelde hij een deel ervan, maar hij gaf een zéér uitvoerig overzicht van de straks te behandelen stof. Daarin ging de Meester zeer ver, veel verder dan ik ooit hier gegaan ben. Waar ik, mij zeer dicht bij u gehouden heb, koos hij de ruimte en zweefde met u van planeet tot planeet, zonder overigens op die planeten ~ hun graden en wetten - in te gaan; hij raakte haar slechts aan met het doel duidelijk te maken, welk een stof Gene Zijde ons wil voorzetten. Zo bouwde hij aan een machtig panorama. Deze inleiding duurde ruim twee uur en wie overtuigd was, wie de boeken kende, wie waarlijk geloofde, hij had geen last; hij bleef luisteren, de warmte beïnvloedde hem niet; hij voelde zich meegenomen door het woord van de meester; hij maakte zich los van dag, uur en plaats en schiep zo de mogelijkheid met die Meester van planeet tot planeet, van toestand tot toestand te zweven en had nu geen moeite hem te volgen.
Anders was het gesteld met de luisteraars, die alleen van Jozef Rulof hadden horen spreken als van een medium, van een occult werker, en zijn persoon, noch zijn boeken kenden; en het is begrijpelijk, dat het voor deze zielen moeilijk was het betoog te volgen. Ik geef het u te doen, als u nog nimmer van reïncarnatie, van de wedergeboorte, hebt horen spreken, om dan het volgen en te verwerken: Mijn geliefden, u bent geboren op de Maan. U bent vandaar uit naar Mars gegaan en vandaar naar de Aarde en eenmaal gekomen in de astrale wereld, wachten u nog hogere kosmische graden. Ik geef het u te doen, als u juist uit de oorlog komt, waarin de kleinheid van de mens zo schrikbarend bleek, als ge komt uit een oorlog, waarin het menselijk leven minder telde dan dat van een dier, om dan te horen zeggen: 'Ge zijtGoden en gij zijt het, die Maan, Mars, Aarde en de andere kosmische graden schiep!' Ik geef het u te doen, als ge, gelijk ieder mens op deze wereld, moet vechten tegen eigenschappen die u van uw rust beroven, die het u moeilijk maken en u in situaties brengen waarin ge u liever niet gebracht zag, om dan te horen getuigen: 'En er is geen zonde ook!' Kortom, het was een opgave die voor deze mensen te zwaar bleek, ze vonden deze taal krankzinnig en sommigen meenden daartegen te moeten protesteren door de zaal te verlaten. Ik begon u te zeggen: als wij bewust willen leven, bewust willen reageren op de feiten, waarvoor het dagelijks leven ons stelt, dan moet men dit ook te allen tijde kunnen opvangen en de velen, die ik heb gesproken, hebben dit weggaan kunnen opvangen, al gaf het hun een klap die hun meer dan lichamelijk pijn deed. Het deed hun pijn hen te zien weggaan, pijn, omdat dit gericht was tegen een Meester van Gene Zijde, die toch in zijn liefde naar hier was gekomen, zijn geluk in de sferen, in de hemelen onderbrekend om hier, rekening houdend met ingewikkelde wetten en graden, die weinigen kennen, tot ons te gaan zeggen: 'Dáár ligt de weg, die u voert naar het volkomen geluk.'
We voelden mede pijn om de mensen zelf die weggingen. Dat ze er niet juist aan deden om door weg te lopen te protesteren, daar dit van weinig geestelijke beschaving getuigt, zal voor een ieder vaststaan; maar begrijpen kunnen wij hun toestand en naast het begrip ligt het vergeven. Ik sta voor het beantwoorden van de vraag: was Jozef Rulof in trance, of sprak hij zelf? Ik heb alle hoop, dat voor u het antwoord op die vraag precies zo vaststaat als voor mij. Zoals ik al zei, een scherp luisteraar moet het verschil hebben gevoeld tussen de weifelende, tastende mens, die in een vreemde omgeving, aangestaard door honderden ogen, het woord moest voeren en het heldere, sonore geluid daarna van een bewuste ziel, die de ruimten Gods in zich weet en het besef gekregen heeft: Ik ben een schepping Gods met alle machten en krachten, met alle bewustzijn daaraan verbonden. Ik schilder u nu, wat hij of zij had kunnen zien, die de afstemming en de gave bezat om het astrale gebeuren waar te nemen. Wat geschiedde er op het moment, dat Jozef Rulof uitgesproken was en het contact met Gene Zijde tot stand kwam? Ge moet u eerst eens een ogenblik indenken wat het zeggen wil om uit het lichaam te treden. Een ziel moet het lichaam verlaten, het huis dus, dat zij zichzelf heeft opgebouwd en dat huis moet nu door een ander worden betrokken. Voelt u al aan welk een diep en machtig gebeuren dit inhoudt? De ziel schiep het lichaam in de moeder, de moeder hielp er aan mee; en zo vormde zich een organisme van duizenden zenuwen, van organen en stelsels, alle ten dienste van de ziel, die het als voertuig zou moeten gebruiken. Daaraan ligt vast, dat lichaam en ziel onscheidbare zijn en nu moeten daar de voorwaarden geschapen worden voor een toestand waarin het mogelijk is dat de ziel het lichaam, waartoe het behoort, kan verlaten om voor een ander plaats te maken. Dit geschiedde toen de tonen van het 'Panis Angelicus' door de zaal ruisten.
Het was Meester Alcar, de leider van Jozef Rulof, ons allen bekend uit zijn boeken, die toen het organisme van zijn instrument betrad. Jozef Rulof had zich 'leeg' gemaakt; er was niet één gedachte meer in hem, want deze zou hem hebben vastgehouden in het organisme. Er moest niets in hem zijn, hij moest leeg zijn om rustig en zonder stoornis uit zijn organisme te kunnen verdwijnen.Het ligt niet in mijn bedoeling u dit hele proces thans te vertellen. U zult het te horen krijgen wellicht als ik het voorrecht heb Jozef Rulof's boek 'Geestelijke Gaven' te bespreken; of - wat ik nog liever zou zien - als één van de Meesters u het ganse proces verklaart. Wel merk ik nog even op - het kan u iets verklaren van de wetten, die werden gevolgd - dat toen Jozef Rulof het lichaam verlaten had en Meester Alcar daarin was afgedaald, hij toch met zijn organisme verbonden bleef, daar dit anders als een lege huls ineengestort en tot niets geworden zou zijn. Gedurende de uren dat Meester Alcar sprak, bleef Jozef Rulof met vijf en twintig van de honderd procent met zijn lichaam verbonden en bereikte zo, dat dit lichaam normaal kon functioneren, de organen hun werk deden en dat Meester Alcar ongestoord, het tekort aanvullend, door zijn lichaam kon spreken. Zo sprak tot u Meester Alcar. Niet Jozef Rulof, maar, voor wie het aanvaarden kan, een astraal Meester. Ik hoop, dat hiermee de eerste vraag beántwoord is. Nu de tweede: Vanwaar de herhalingen? En nu moet ik u zeggen, dat de avond een drieledig doel had. Ten eerste de Eeuw van Christus te openen. Meester Alcar heeft dit aangestipt. Ik heb dit op mijn vorige lezingen ook herhaaldelijk naar voren gebracht, dus ik acht mij er van ontslagen er thans uitvoeriger op in te gaan. Meester Alcar opende namens de astrale wereld, namens Christus, de Eeuw, die Christus boodschap volledig op Aarde moet brengen. Het tweede doel was u geestelijk voedsel te bieden en voor velen van ons is ook dat doel bereikt. Er waren er, die zeiden: Het had nog wel drie, vier uur langer kunnen duren, mij maakte het niet moe, ik voelde me opgetrokken en zweefde als het ware hand in hand met de Meester door de ruimten Gods.
Het derde doel was de ontwikkeling van Jozef Rulof zelf. Een ieder, die een klein beetje thuis is in de occulte wetten, die meer heeft gelezen over het Oosten en de werkwijze van de magiër, hij kan zich enigermate indenken wat het betekent, staande in een volle zaal zijn lichaam af te geven aan een astraal wezen. Vraag aan een magiër: 'Waarom trekt u zich terug en kiest u de eenzaamheid? Waarom laat u niemand bij u toe, wanneer u mediteert of in contact bent met de astrale wereld?' Hij zal u zeggen: 'Moet ik een niet-ingewijde toestaan in mijn hart te zien, moet ik mij naakt stellen tegenover één die mij niet kent of de wereld waarin ik ben, één die mij deswege door één onbeheerste gedachte dodelijk kan treffen? Hij en de mens, die zijn omstandigheden kent, kunnen beseffen wat het zeggen wil voor een instrument ettelijke honderden mensen toe te staan in zijn hart te kijken, hun te veroorloven met hun goede en verkeerde eigenschappen, hun stoffelijk geladen gedachten aanwezig te zijn, terwijl hij, weerloos en kwetsbaar, zich ten dienste van een heilig doel overgeeft aan bovennatuurlijke krachten en wetten. Toen meester Alcar tot ons het woord richtte wist hij dat hij reacties zou oproepen, die hem het werk zouden trachten te belemmeren. Er moest dus door hem bereikt worden, dat al die honderden mensen met hun zo totaal verschillende invloeden hem en zijn instrument niets zouden kunnen doen. Hij was in de voorafgaande jaren bezig geweest een trance toestand op te bouwen, die tegen die gevaren bestand zou zijn. De proef in het publiek echter moest nog afgelegd worden. Een geestelijke ontwikkeling is pas dan volkomen als zij door het vuur van de ervaring gegaan is. Men heeft Jozef Rulof, zoals gezegd, vele jaren voorbereid op het spreken in het openbaar, maar de kracht en gaafheid van de trance konden eerst blijken als hij tussen het publiek stond. Jozef Rulof stond voor honderden mensen, waarvan hij veren niet kende.
Sommigen kwamen om waarlijk wijsheid te horen en zij bezaten geloof en eerbied. Maar anderen kwamen om sensatie te beleven en deze waren gevaarlijk. Het was niet voor niets, dat ik u hier de vorige keer gesmeekt heb: Bereidt u voor. Ik deed dit weloverwogen, want ik wilde u maken tot medewerkers van Meester Alcar, in welke hoedanigheid hij u nodig zou hebben om de verkeerde invloeden, in deze zaal aanwezig, te neutraliseren. De invloeden waren dermate afschuwelijk, dat er - dat hebt u niet kunnen zien, behoudens enkelen wellicht - een heel leger van engelen hier aanwezig was. Er heeft zich een verschrikkelijke strijd afgespeeld, een strijd die zich altijd ontwikkelt wanneer het goede naar voren dringt en daardoor het kwaad wakker roept en actief maakt. Wanneer wij mensen een verkeerd gerichte gedachte uitzenden, trekken wij meteen het duistere astrale wezen naar ons toe. Hij, die de boeken kent van Meester Alcar, weet dat het kwaad het kwaad zoekt. En wie zich daarop afstemt, zal te aanvaarden hebben dat zijn daad nog verscherpt wordt door het astrale wezen, dat dit kwaad meebeleven wil! De verkeerde gedachten van de sensatie zoeker trokken dan ook demonen aan. Er moest hier dus als het ware gevochten worden op twee fronten tegen de verkeerde invloeden in de zaal en tegen die van de duistere astrale wereld. Hiertoe waren aanwezig de Meesters Cesarino, Ubronus, Hamed en nog anderen, kortom de hoogste Meesters uit de sferen van licht. Zij allen waren hier om eens en voor goed een trance toestand op te bouwen, die zou bestand zijn tegen elke dreiging van wélke kant ook. En ik kan u zeggen daarvoor is twee uur lang gevochten en het doel is bereikt! Hiermedé heb ik tevens de vraag beantwoord: Vanwaar de herhalingen?
Om zijn doel te bereiken heeft Meester Alcar geriskeerd dat er in zijn betoog herhalingen zouden voorkomen, die bij zijn toehoorders vragen konden oproepen als: Van waar die herhalingen, als er toch een Meester aan het woord is? Dan moet hij toch zeer zeker een geroutineerd spreker zijn? Als hij beweert, dat hij een Meester is die de ruimten Gods in zich heeft, dan moet het toch voor hem een kleine kunst zijn om ons tenminste zo gaaf toe te spreken als een aards spreker dat vermag? Ik zeg u: Zeer zeker kan Meester Alcar dat. Maar zijn doel dienend heeft hij die aanmerkingen geriskeerd. De herhalingen ontstonden hierdoor, dat hij mede zijn aandacht moest geven aan alles wat er om hem heen geschiedde. Hij kon zich niet rustig beperken tot zijn betoog. Hij moest mede actief zijn, waar het betrof het uitschakelen van de verkeerde invloeden. Ik zeg u: De meesters zijn tevreden! En dus kunnen wij het ook zijn. Op de volgende zitting zal blijken, dat er van deze herhalingen geen sprake meer behoeft te zijn zó opvallend als woensdagavond. Hiermede heb ik tevens beantwoord de derde vraag: Hoe komt het dat die Meester naar het scheen geen eind kon maken aan zijn betoog? Dat houdt dus mede verband met hetgeen ik u reeds uitgelegd heb. Er was echter nóg een factor en deze werd bepaald door de aard van zijn betoog. Het was niet slechts Alcars bedoeling op een bepaalde toestand van het boek: 'De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien' in te gaan. Hij wilde een globaal overzicht geven. En zo moest hij gaan van Maan naar Zon, van Maan naar Mars, van Mars naar de Aarde, kortom, hij zweefde door de ganse ruimte. Dit hield weer bepaalde consequenties in. Ik wil dit demonstreren met een klein voorbeeld. Wanneer wij mensen spreken over een bloem, dan dringt zich de voorstelling van die bloem aan ons op.
Nog sterker wordt dat, wanneer wij spreken over onze geliefden, over onze moeder, vader, of over onze vrouw, onze man, ons kind, onze broeder, zuster of over onze vrienden; dan zien wij die persoon ten voeten uit voor ons, hun hele persoonlijkheid vult ons en we voelen diep en intens hun liefde. Onnoemelijk veel sterker is dat het geval in de bewuste astrale wereld. Wanneer men daar spreekt over de Maan, over een ster of over welke planeet ook, dan komt dit hele stelsel op de voorgrond; zij trekken het naar zich toe en het vraagt er om behandeld te worden. Wanneer wij liefhebben, dan leven wij in de persoon naar wie onze liefde uitgaat en deze leeft in ons. Nog veel sterker is dat het geval bij de astrale mens, die een toestand in zijn totaal heeft beleefd en er dus met onverbrekelijke banden mee verbonden is. Wanneer Meester Alcar dus spreekt over de Maan dan komt zij onmiddellijk naar hem toe, dan is hij op de Maan. Zozeer is hij met haar verbonden, zozeer heeft hij haar lief, dat deze planeet zich als het ware aan zijn hart legt en vraagt, dienend als zij is ingesteld: 'Ik wil behandeld zijn, spreek over mij.' Toen Meester Alcar dus de planetenstelsels noemde, maakte hij deze wakker. Zij vroegen behandeld te worden, maar dit lag niet in zijn bedoeling, daar hij slechts een inleiding, een overzicht wilde geven. Hij moest nu het leven, dat hij geopend had, weer sluiten en hij deed dit voorzichtig, liefdevol en we hebben allen kunnen merken, dat hij telkens zachtjes erbij terugkwam, zó lang tot zij weer ingesluimerd waren en hij zijn betoog kon besluiten. Ook dit behoeft, de volgende keer niet het geval te zijn, want als dán de Maan wordt wakker gemaakt, zal zij ook worden beleefd.
Dit zijn de antwoorden op de binnengekomen vragen, ik neem aan, dat ik haar u althans ten dele verklaard heb. Duidelijker zal het u worden als wij straks werkelijk ingaan op alle wetten, die met het spreken in trance samenhangen. Ik kom nu tot dit: Waarom heeft Meester Alcar ons voor een dergelijke zware opgaaf gesteld? Laten wij eerlijk wezen, ook al hebben wij dan de tien boeken gelezen en zelfs in mijn geval, die ook al de boeken over de kosmologie gelezen heb, moet het ons duizelen. Waarom hield Meester Alcar zo weinig rekening met ons bevattingsvermogen? Waarom stelde hij ons meteen maar voor een dergelijk machtig geheel? Waarom stelde hij ons onvoorbereid voor begrippen, van zulk een vergaande strekking, dat ze de bestaande opvattingen over God, leven en dood volkomen wijzigen? Het is duidelijk: Hij deed dat bewust en met een weloverwogen doel. Meester Alcar heeft een ieder in de zaal aanwezig op zijn plaats willen stellen. De Leer van Gene Zijde, zoals zij tot ons zal komen, is niet voor kleine zielen. De Leer van Gene Zijde, die zich er op laat voorstaan een weergave te geven van de ware schepping Gods, een dergelijke leer vraagt veel van degenen, die haar zich eigen willen maken. Wat had Meester Alcar moeten doen op de eerste avond, toen hij sprak namens de andere Meesters, namens Christus? Had hij deze stof klein moeten behandelen? Was het daarentegen niet veel beter dat hij ons eens en voor goed het programma voorlegde dat wij door de Meesters in de toekomst zullen gaan beleven? Terwijl ik er in mijn vorige toespraken op zinspeelde, dat wij een gigantisch beeld zullen krijgen van de kosmos, ging Meester Alcar veel verder. Hij stelde in de tijd van twee uur onze betrekkingen tot God en de kosmos vast en hing een enorm beeld op van alles wat de ruimte inhoudt en van alles wat wij daarvan zullen gaan beleven. Een ieder van ons, die het scheppingsverhaal kent, dat ons door de verschillende godsdiensten wordt gebracht, heeft weleens de opmerking gemaakt: Wat is alles klein!
Als God wáárlijk de schepper is van een dergelijk plan, kan ik mij niet indenken, dat alles zo benepen menselijk in elkander grijpt. Het ontstaan van de mensheid uit twee mensen, de zondeval, er spreekt zo helemaal niet een Goddelijke Almacht uit dit verloop! Ik wil er hier niet nader op ingaan, u kent het allen. Maar wanneer wij dan plotseling komen te staan voor een astraal Meester, die ons uit zijn ruimtelijk bewustzijn voor de waarachtige feiten stelt, dan is het begrijpelijk, dat de omvang en het geweld van zijn openbaring ons hebben doen duizelen. Maar we beseffen nu meteen ook, dat het omvatten van de Leer van Gene Zijde geen kinderspel is, zij vraagt een groot bevattingsvermogen, zij vraagt een sterke wil en een intense overgave. In naam van Meester Alcar dank ik u, die nu hier in de zaal aanwezig bent, want gij hebt de proef doorstaan. U begrijpt, dat het voor Meester Alcar eenvoudig geweest zou zijn, zich als een liefderijk vader aan ons voor te doen, op fijne, rustige manier te vertellen van hemel en hel en ons zijn aanwezigheid te laten voelen, zó dat wij zouden zeggen: 'Er is waarlijk een vader hier aanwezig!' Maar het gaat hier om grotere dingen, met name het uitdragen van een leer, die door God zelf geschapen is, omdat zij Zijn eigen scheppingsplan betreft. U hebt de proef doorstaan. U hebt twee uur kunnen luisteren en ge zijt niet afgedropen, maar hier weer fris naar toe getogen om u opnieuw tot luisteren te zetten. En ik mag u daarom danken namens Meester Alcar. Wij zouden zelfs al blij zijn geweest wanneer er hier thans een tiental mensen verschenen waren, in plaats van een paar honderd, want het doel van Meester Alcar was een gave kern over te houden van medewerkers, die hij zou kunnen gebruiken om de Leer van Gene Zijde op aarde te vertegenwoordigen. De sensatiezoekers zijn weggegaan, alsook zij, die wrevelig zeiden: 'Dit is krankzinnig, dit praten over Maan en Zon alsof het niets is. Hoe kan je nu geloven dat je op de Maan geboren bent!' Kort en goed:
Het kaf is van het koren gescheiden. Ik heb ook nog - ik raak dit in verband met het vorige aan - de opmerking gehoord: 'Jozef Rulof was vast niet in trance, ik heb hem niet eens horen kreunen!' Ik heb er, evenals u, om geglimlacht. Daarna ben ik er dieper op ingegaan en heb dit bij mij zelf overwogen: Wanneer hier op die avond een parapsycholoog aanwezig was geweest, zou hij alles een wonder hebben genoemd en wel hierom. Velen van u zullen gelezen hebben over de onderzoekingen, welke in het bijzonder door de Engelse parapsychologen op dit terrein zijn verricht en zij zullen dan de conclusie van die parapsychologen hebben gelezen, die hierop neerkwam: De verschijnselen, die de door ons onderzochte media tot stand hebben gebracht zijn vaak wonderbaarlijk. En wij kunnen niet anders dan verklaren dat deze verschijnselen niets menselijks meer hebben, maar door bovenzinlijke, door bovennatuurlijke krachten moeten zijn teweeggebracht. Maar het verschrikkelijke is, dat al deze mediums nog niet een half uur achter elkaar een wijs woord kunnen spreken. Het verschrikkelijke is dat de doden, de astrale mensen, die door deze mediums spreken, zich niet meer kennis hebben eigen gemaakt in hun nieuwe toestand, die zij op Aarde reeds bezaten. Er worden telkens wel interessante, maar overigens weinig actueels biedende opmerkingen gemaakt. Zij vertellen graag hoe bijvoorbeeld hun grootvader heet en dat deze een gouden horloge had, dat wel eens iets achter liep. Zij kunnen vertellen, dat zij daar en daar en in dat en dat huis hebben gewoond, waar een tafel stond met gedraaide poten. Maar wijsheid, concrete en verheven mededelingen omtrent het hiernamaals en de wetten Gods, waarnaar wij toch eigenlijk verlangen en waarvoor toch het contact met Gene Zijde moet dienen, die wijsheid krijgen wij nimmer. De doden blijven schimmig; zij blijven verward in hun taal, ze stamelen.
En al met al schieten we dáár bitter weinig mee op!Als ik dus zeg, dat de zitting voor de para- psycholoog een wonder zou zijn geweest, heb ik het bij het rechte eind. Hier werd niet gestameld; hier klonk krachtige, bewuste taal. En nu hebben wij daarvan nog slechts een flits gekregen, omdat de gehele opzet werd beïnvloed door andere factoren. Wanneer wij straks Meester Zelanus aan het woord horen, dan zullen wij zien hoe ongelooflijk gemakkelijk hij het contact tot stand brengt en hoe ruimtelijk het woord is, dat dan tot ons komt. En wanneer wij dan straks het voorrecht krijgen vragen te stellen en u, rustig in de zaal gezeten, kunt vragen: 'Meester, kunt ge mij antwoorden op die of die vraag?' zult ge zien, hoe hij u immer een afdoend antwoord zal verschaffen. Of ge nu geoloog, arts, parapsycholoog bent, ge kunt élke vraag stellen, die in u opkomt en ge zult deze beantwoord horen. En dan zal ik juichen, want van alle wonderen, die ik met Jozef Rulof heb mogen beleven, heeft niets mij meer overtuigd dan het feit, dat ik hem geen vraag heb kunnen stellen, of hij of de Meesters konden daarop antwoorden. En dát zal volgens mij de wereld overtuigen, dat het hier niet betreft een gewone menselijke intelligentie, maar een astraal ruimtelijk bewustzijn, dat voor geen vraag behoeft te wijken. De trance, door de Meesters en Jozef Rulof opgebouwd, laat de behandeling van elke vraag, hoe ingewikkeld ook, door hier is geen gekreun of dergelijk vertoon nodig, geen gekronkel van het lichaam, geen handengezwaai, geen charlatanerie om ons te suggereren dat hier iets bijzonders aan de hand is. Hier staat men voor een trance, die een gaaf Meesterwerk is! Ik hoop, dat ik hiermede de vragen afdoende heb beantwoord.
Dan kan ik nu overgaan tot wat voor mij het belangrijkste is van deze morgen: uw medewerkerschap! Ik heb gezien, dat woensdagavond mensen in de zaal hun nagels zaten te knippen, hun haren kamden, hoe zij onbenullige en banale praatjes zaten te wisselen, kalmweg het feit negerend dat wij met de hemelen waren verbonden. Voor u, die bij mijn vorige zondagmorgenlezing aanwezig waart, stond vast dat u zich op de zitting met de Meesters zou voorbereiden en ik kan u zeggen, dat de Meesters van uw overgave, uw voorbereiding, uw liefde dankbaar gebruik hebben gemaakt. Daardoor werd het hun mogelijk krachten aan u te onttrekken, die zij nodig hadden voor de bestrijding van de aanvallen, die werden gedaan. U bent daardoor dus medewerker geweest van Meester Alcar en hij vraagt u het te blijven. Hij vraagt u, u nog beter voor te bereiden, ook al omdat ge waarlijk - en ge moet dat gevoeld hebben en uit vele getuigenissen van u is mij dat ook gebleken - omdat ge waarlijk op gewijde grond staat. Ik heb u de vorige maal geschilderd hoe in het oude Egypte de priesters zich voorbereidden. Ik ben er niet te diep op ingegaan, anders had ik kunnen vertellen hoe ongelooflijk ver die voorbereiding ging. Nu weet ik wel dat dit in onze ingewikkelde maatschappij zó niet mogelijk is. De priesters hadden veel voor op ons; zij leefden in een afgesloten ruimte, zij behoefden dus de invloeden, die wij te verwerken krijgen, niet te ontmoeten. Zij trokken zich terug in hun cel of in de tempeltuin en hadden daar alle tijd om zich voor de zitting gereed te maken. Maar toch kunnen ook wij ons prachtig voorbereiden; en dan raad ik u aan te doen wat ook zij deden. Want hoe handelden de priesters, die zich gingen voorbereiden op het contact met de hemelen, met de kosmos? Zij stelden zich in op een bloem, een wolk, een ster. Zo moeten wij doen: ons vereenzelvigen met het uitspansel, met een bloem, het water, een vlinder, noem maar op en wij trachten dan ook ons gevoel zo rein en natuurlijk te maken als het leven, waarmede wij ons verbonden hebben. Is het niet begrijpelijk, dat een zieke graag bloemen bij zich heeft?
Dit is niet alleen om de schone kleuren ervan of om de opwekkende geuren, maar dit is vooral om de verstillende invloed, die van het bloemenleven uitgaat. Als wij ons goed willen voorbereiden moeten wij trachten ons met een bloem te verbinden. We vragen haar dan: 'Bloem hoe zijt gij ontstaan, hoe zijt gij gekomen aan uw schone kleur? Hoe aan uw uitstraling? Hoe aan uw stilte?' Wanneer wij dat doen, dan zullen wij ondervinden, dat er een diepe rust in ons komt. Dan bereiken wij, dat het dagelijks leven van ons afvalt. Er is nu niets meer dat ons stoort. Wij hebben niet het vervelende gevoel van rekeningen, die nog betaald moeten worden, van verplichtingen, die wij op ons namen; het rumoer van de straat heeft opgehouden. Wij zijn één geworden met het leven Gods en wij voelen de adem ervan in ons komen en ons tot rust brengen. Ik verzeker u, wanneer ge de uren, voorafgaande aan de zitting, op deze wijze doorbrengt, dan zult ge de gevolgen ervan ondervinden. Als ge hier binnenkomt, is de gewenste stilte in u. Wij hebben dan bereikt, dat er mooie gevoelens in ons leven. We willen immers geen kwaad doen? Wij willen alleen maar stil zijn en rustig en ontvankelijk en daartoe verbonden wij ons met het bloemenleven. Wij zoeken het kwaad niet, wij willen het niet, wij willen alleen maar zijn kleine kinderen, wachtend op het contact met hun Vader en die deswege hun innerlijk in overeenstemming brachten met de reinheid, die hun dan tegemoet zal komen. Ik moet uit naam van Meester Alcar nogmaals vragen: Handelt zoals ik u zeg, opdat wij straks tezamen, als medewerkers van Meester Alcar, de niet te voorkomen kwade invloeden kunnen beletten overheersend te worden. Aanwezig zijn ze altijd, maar gevaarlijk behoeven ze niet te zijn wanneer gij u een waker wilt betonen! Wij staan voor een ontzaglijke taak en u behoeft helemaal niet te geloven - u zult het misschien in eigen kring al ondervonden hebben - dat wij met onze Leer bij de mensen getapt zullen zijn, integendeel. Vergeet niet - en Meester Alcar heeft dat voor mijn gevoel duidelijk bereikt, hij heeft het ons goed laten voelen - dat de talloze heilige huisjes, welke door de mensen zijn opgericht, door ons zullen moeten worden ingegooid. En dan doen wij wat zo velen vóór ons gedaan hebben.
Toen indertijd Beethoven zijn scheppingen wrochtte, werd hij uitgekreten voor een krankzinnige. Wij hebben dat woord ook naar ons hoofd gekregen; wij bevinden ons dus in goed gezelschap. Toen Edison aan zijn uitvindingen werkte, werd ook hij uitgekreten voor een zot door de mensen, die later het knopje van het elektrisch licht zouden omdraaien en zeggen: 'Toch wel prettig, dat licht!' Rembrandt heeft hetzelfde moeten ondervinden. 'Was dat nu Kunst! Dat was geschilderde waanzin! En nu staan duizenden eerbiedig stil voor zulk een ontplooiing van menselijk gevoel, van menselijke liefde, van menselijke kunst. Nog nimmer in de geschiedenis heeft de massa ten goede bezield. De grote, leven en maatschappij vernieuwende impulsen werden altijd geschonken door de enkeling. Nooit was het de massa, die tot een uitvinding kwam, of het leven, het denken in een nieuwe richting stuurde. Het was altijd de enkeling. En zo was het ook altijd de enkeling, die de hoon en verdachtmaking van de massa te verduren kreeg, terwijl hij beter wist, terwijl hij in zijn begenadigd weten de mens naar een hoger, verder en edeler stadium wilde voeren. De massa werkte hem tegen of sloot hem op, alleen omdat de massa nu eenmaal meer gesteld is op haar rust! De enkeling, die de massa wil gaan opvoeren, heeft het dus zo prettig niet. De massa scheldt hem voor gek, of erger, tracht hem te breken. En toch gaat de bezielde door. Waarom? Omdat hij nu eenmaal leeft in een hogere gedachte en daaraan onttrekt hij de bezieling zo formidabel, zo overheersend, dat diezelfde massa, hoe groot ook in aantal, hem niet breken kan. Rembrandt vocht verder, Beethoven deed dat én Edison én Galilei en op godsdienstig terrein deden dat Mozes en Christus en de vele anderen. Ze lieten zich niet breken door de massa, want zij wisten wat die massa niet wist: Hoe hoog de vlucht was van de gedachten, die in hen leefden. En het is logisch, een groot uitvinder, een groot componist, een dichter, een wereldleraar, hij kan niet leven op het peil van de massa.
Hij moet verder zijn, anders heeft hij geen taak en valt hij niet op tussen de velen, omdat hij dan het denken zou vertegenwoordigen van die massa zelf. Zijn gedachten moeten wijder, dieper, machtiger, ja ruimtelijk zijn. Dan bereikt hij, dat de massa op de duur gaat zien: 'Inderdaad, ons weten is maar klein, ons gevoel is ruw, de gehele inrichting van ons leven en onze maatschappij maar onvolkomen'. Zo stelt de vernieuwer de massa voor een hoog doel, waarvan het bereiken moeilijk is, maar dat eenmaal eigen gemaakt, de evolutie bevorderd heeft. En zulks is ook onze taak. Wij, als medewerkers van de Meesters van Gene Zijde, wij hebben tot taak om tegen verdrukking, verdachtmakingen en laster van de massa in deze leer uit te dragen, om haar eens te overtuigen! Wij staan in de verheven en vergaande taak niet alleen, naast ons staan onze vrienden van Gene Zijde; dit kunnen zijn onze eigen vader of moeder, onze broeder of zuster, misschien onze man, onze vrouw, ons kind. Wij weten ons dus beveiligd; in ons leven spreekt het Goddelijk woord. En dat woord stuwt ons om aanstaande donderdag ontvankelijker dan ooit hier in de zaal aanwezig te zijn om opnieuw te luisteren naar het woord van onze geestelijke gids, die ons verder zal brengen en ons weer beter zal instrueren voor onze taak, die ligt in het apostelschap voor de Eeuw van Christus. Ik zou nu met u willen bidden; er zijn velen onder u die het gebed in mijn toespraken gemist hebben. Maar ik vind dat elk woord, elke gedachte, die hier bij ons samenzijn vorm kreeg, gebed is. Wanneer hier onze astrale vrienden aanwezig zijn, wanneer Christus uit het Al naar ons, kleine groep mensen, neerziet, dan weten zij hoe wij waarlijk bidden willen, hoe wij waarlijk willen zijn reine kinderen van onze Goddelijke Vader. Dan kent Deze onze intentie: Het kennen, het verstaan en het dienen van onze eigen Vader. Deze ganse morgen was een gebed. Namens u heb ik door mijn woorden aan Christus en aan onze geliefden aan Gene Zijde willen vragen of zij zich met ons gebed willen verenigen, opdat het langs alle kosmische graden, langs alle goddelijke hemelen zal opstijgen naar de Schepper van al het leven, in het verzoek of Hij Zijn onmisbare zegen zal willen schenken aan ons, die apostelen wensen te zijn in de Eeuw van Christus, aan ons, die de bouwers willen zijn van het Koninkrijk Gods op Aarde, opdat miljoenen het geluk zullen kunnen voelen, dat nu al in ons leeft!
L. U.