JONGEN HERINNERT ZICH DE MOORD OP THOMAS BECKET. 
Als bijzondere traktatie nam zijn tante Rosemary de kleine Philip van tweeeneenhalfjaar een dagje mee op stap naar Oxford. Het kind was nooit eerder in zijn leven in Oxford geweest, en Rosemary was er één keer tijdens een busreis doorheen gereden. Ze waren nog niet in Oxford aangekomen of de kleine Philip vroeg zijn tante: Gaan we ook naar de klok kijken, tante Rosie? Denkend dat het kinderpraat was ging Rosemary erin mee door te zeggen dat ze naar alle waarschijnlijkheid onderweg wel een klok tegen zouden komen. Philip antwoordde: Maar ik bedoel die gekke klok. Zijn tante vroeg hem: Welke gekke klok? Philip gaf haar vervolgens een gedetailleerde beschrijving van een grote klok opzij van een oude kerk met vreemde tekens op de wijzerplaat. Ik ging altijd naar de gekke klok kijken, zei Philip. Rosemay legde hem uit dat hij geen klok in Oxford gezien kon hebben omdat hij er nooit eerder was geweest. Het kind zei: Ik heb hem gezien toen ik hier woonde en Andrew was. Ik dacht natuurlijk dat hij een hoop onzin sprak, zei Rosemary, vooral omdat de klok die hij beschreef zo vreemd was.

Door wat hij zei, leek het voor mij meer op een zonnewijzer. Vervolgens stelde Rosemary voor te gaan winkelen, maar Philip raakte compleet overstuur, begon te huilen en zei dat hij toch echt zijn klok terug wilde zien. Hij keek zo bedroefd dat ik me begon af te vragen wat hem dwars zat. Philip was niet te vermurwen, hoewel ze hem een snoepje en een ijsje beloofde. Hij wilde alleen maar zijn klok zien, die aan de oude kerk vastzat, herhaalde hij.  Ik voelde me machteloos omdat ik niet wist wat ik moest doen of waar ik heen moest, dus zei ik tegen Philip: Ik weet niet waar je klok is, lieverd. Philip klaarde op en antwoordde: Ik wel. Ik zal de weg wel wijzen. Philip nam z'n tante bij de hand en leidde haar door allerlei steegjes en achterafstraatjes van Oxford. Hij leek zo vastbesloten zijn klok te vinden en hij was zo zeker van alle straatjes waar hij me doorheen loodste, dat ik me er maar aan overgaf. En plotseling... daar was zij. De oude kerk met de meest vreemdsoortige klok die ik in mijn leven heb gezien. Ik kon mijn ogen niet geloven. Philip had zijn tante Rosemary naar de klok gebracht, die er precies zo uitzag als hij haar had beschreven. Rosemary verklaart: Het was hoogst merkwaardig, vooral omdat ik veronderstelde dat Philips eerdere beschrijving waarschijnlijk van geen kant klopte, daar ik ervan uitging dat hij één en ander door elkaar haalde, maar hij had helemaal gelijk. Op de wijzerplaat van de klok was, naast de gebruikelijke wijzers en cijfers, een grote zonnewijzer aangebracht.

Daarom had Philips beschrijving zo verward geklonken! Toen Rosemary Philip vroeg hoe hij van het bestaan van de klok afwist, was zijn stellig antwoord dat hij zich haar herinnerde uit een vorig leven, waarin hij een jongetje was dat Andrew heette. Rosemary heeft nooit aan iemand verteld wat Philip haar allemaal zei - zelfs niet aan zijn ouders. Ik was me ervan bewust dat het zo vergezocht klonk, dat ze waarschijnlijk zouden denken dat ik getikt was. Toen Rosemary ongeveer een jaar later op Philip paste, zei hij plotseling: Toen ik Andrew was, zag ik de moordaanslag op Thomas Becket. Rosemary was stomverbaasd. Hoewel het Andrew verhaal geen nieuwtje voor haar was, kon zij niet geloven dat ze de woorden 'Thomas Becket' - en 'moordaanslag' had gehoord. Dit soort woorden paste niet binnen de vocabulaire van een driejarig jongetje en van een dergelijk historisch feit kon hij niets afweten. Ik kon bijna geen woord uitbrengen, zo geschrokken was ik, zegt Rosemary. Philip vertelde zijn tante dat hij als Andrew groter was dan nu, omdat hij toen zes jaar oud was en schrijven kon.    

Philip zegt: Ik schreef alles op wat ik zag. Ik had toen een heleboel notitieboekjes, maar ik geloof dat ze kwijtgeraakt zijn. Het kind herinnert zich om de een of andere reden vanuit zijn woonplaats Oxford meegenomen te zijn naar Canterbury, waar de aartsbisschop tijdens dat bezoek werd vermoord. Hij herinnert zich gezien te hebben hoe een massa mensen heen en weer rende en hij herinnert zich vooral dat er veel soldaten in de stad waren. Hij zegt: De soldaten hadden reuzenzwaarden en grote, lange schilden met tekeningen erop en ze droegen rare maskers. Sommigen waren te paard en anderen hingen wat rond. Ze waren heel lawaaierig en schreeuwden. Philip zegt dat hij op het moment van de moord daadwerkelijk in de kathedraal van Canterbury was. Er waren heel veel mensen , zegt hij. Hij herinnert zich de kleren die men droegen korte jurken en de vrouwen lange. '  hoewel hij op dat moment pas zes jaar was, was het jongetje zich kennelijk duidelijk bewust dat er iets verschrikkelijks gebeurde. Hij zegt: Ik wist dat het iets heel ergs was en daarom heb ik het in mijn boekje opgeschreven. Er was een hoop lawaai en gegil in de kerk. Het was er heel donker en ik kon niet goed zien. Ik werd samen met alle andere mensen platgedrukt. Ik kon Thomas Becket niet zien, omdat de grote mensen voor me stonden, maar ik weet dat hij er was en dat de soldaten hem vermoordden en toen naar buiten renden. Daarna was iedereen aan het duwen en schreeuwen en iedereen was bang.  

Na deze beschrijving van Philip twijfelde zijn tante er niet aan dat haar neefjes herinneringen echt waren en dat hij eerder had geleefd in de twaalfde eeuw. Geen enkel kind van zijn leeftijd zou op de hoogte kunnen zijn geweest van gebeurtenissen die zo lang geleden plaatsvonden. We hebben het nooit over geschiedenis of zo - zo'n familie zijn we gewoon niet - en bovendien zouden we nooit in het bijzijn van een kind van drie over een moord praten. Wat Thomas Becket betreft, ik denk dat niemand van ons iets over hem weet. Mij is alleen bekend dat hij eens heeft geleefd en dat hij werd vermoord, maar ik heb geen idee over het hoe en waarom. Ik weet eigenlijk niets over de man.  Rosemary zegt: Ik vind het allemaal een beetje griezelig. Wat me het meest verbaast, is dat Philip de eerste keer dat hij het over Thomas Becket had, het woord moordaanslag gebruikte in plaats van moord, wat een kind eerder zou zeggen. Hij scheen bovendien precies te weten wat moordaanslag betekent. Er is een verband met Oxford in het verhaal over Thomas Becket. Robert van Cricklade, die van 1140 tot 1180 prior was van de St. Frideswidekerk in Oxford, beschreef het leven van Becket, maar aangezien hij niet getrouwd geweest kon zijn is het zeer onwaarschijnlijk dat hij op het moment van de moord in het gezelschap was van een jongetje van zes. Het ligt meer voor de hand dat Andrew behoorde tot degenen die op die noodlottige avond in 1170 voor de dienst bijeengekomen waren. De gebeurtenissen van die avond maakten zo'n indruk op zijn jonge geest dat zij meer dan achthonderd jaar later nog steeds levend zijn.
P.H.M.K.


counter free
Google Analytics Alternative