BIOLOGISCHE BEWIJZEN VOOR REÏNCARNATIE. 
De Amerikaanse parapsycholoog Ian Stevenson is een begrip in de wereld van reïncarnatieonderzoek. Hij verzamelt al sinds de jaren vijftig bewijzen voor het ,,terugkeren van de dode zielen in nieuwe lichamen''. En was daarmee één van de eerste westerse wetenschappers die reïncarnatie aanvaardde als hypothese. Stevenson werkte in die begintijd samen met de Indiase wetenschapper Banerjee. Later zette hij die aan de kant omwille van zijn ,,niet geheel zorgvuldige aanpak''. Zo kreeg Stevenson het in de loop van zijn carrière wel vaker aan de stok met collega-onderzoekers. De Nederlandse parapsycholoog Rivas schreef onlangs in zijn boek over reïncarnatie dat hij de waarde van Stevenson hoog schatte, maar dat hij geen grote fan is van de man gezien de arrogante wijze waarop hij eenmaal door hem werd behandeld. Stevenson onderzocht meer dan tweeduizend gevallen, publiceerde talloze boeken en artikelen en wordt daarom gezien als de autoriteit op het gebied van reïncarnatie. In 1997 verscheen van zijn hand een lijvig wetenschappelijk werk onder de titel ,,Reïncarnation and Biology'', waarvan nu de populair wetenschappelijke samenvatting ,,Bewijzen voor reïncarnatie'' is verschenen. Stevenson beschrijft hierin mensen, vooral jonge kinderen, met moedervlekken, littekens en geboorteafwijkingen als bewijs van een vorig leven.

Bijvoorbeeld de in 1961 met een flinke moedervlek op zijn linkerarm geboren Cemal Kurt uit Turkije. Een oom van hem had al voor zijn geboorte een droom gehad waarin de wedergeboorte van een verre verwant, ene Cemal Karacan, werd aangekondigd. Vader Kurt noemde zijn zoon daarom ook Cemal. Twee jaar oud begon het kind te praten over een wijngaard die van hem zou zijn. En hij deed allerlei uitspraken die typisch waren voor de overleden Cemal Karacan, eigenaar van een wijngaard. De kinderen van Karacan accepteerden daarom de jonge Cemal Kurt als de reïncarnatie van hun vader en noemden hem ,,pappa''. Het jongetje dat amper vijf jaar was ontwikkelde daarbij ook nog een hevige liefde voor Karacans weduwe. Eén van de meest frappante ,,bewijzen'' was echter de grote moedervlek op de linker onderarm van Cemal. Cemal Karacan had precies dezelfde vlek op dezelfde plaats gehad. Stevenson beschrijft zo talloze opmerkelijke gevallen. Eén van de meer overtuigende was dat van de in 1973 in Birma geboren Ma Htwe Win. Haar moeder liep een keer langs de plaats waar een vermoorde man, ene U Nga Than, wwerd opgegraven door de politie. Vervolgens droomde ze van een man die haar achtervolgde op zijn knieën. Ze herkende die man niet als U Nga Than omdat ze die amper gezien had.

Than was maanden daarvoor vermoord door zijn vrouw en drie mannen. Ze hadden hem in zijn linkerborst gestoken, vingers afgesneden en op zijn hoofd geslagen. Vervolgens ontdeden ze zich van het lijk door het zo compact mogelijk inéén te drukken, de onderbenen met touw aan de dijen vast te binden, in een jute zak te proppen en in een bron te dumpen. Door loslippigheid van de vrouw kwam de politie de moordenaars uiteindelijk toch nog op het spoor. Ma Htwe Win zou de reïncarnatie van de vermoorde Than zijn omdat ze geboren werd met moedervlekken op haar borstkas en hoofd (precies op de plekken waar Than gestoken en geslagen werd). Verder ontbrak bij haar een pink en waren er duidelijke insnoeringen op haar enkels en dijen te zien, alsof haar onderbenen aan haar dijen waren vastgebonden met touw. Buiten dat alles bleek Ma Htwa Win later als kind ook nog levendige herinneringen te hebben aan het leven van- en de moord op U Nga Than. De foto's in het boek laten weinig aan verbeelding over. De beentjes van Ma Htwa Win zien er inderdaad uit alsof een snoer diep in haar vlees gesneden heeft. Medisch is dit volgens de onderzoekers niet te verklaren.  Met alle gevallen die zo in Bewijzen van reïncarnatie beschreven staan zal Ian Stevenson er beslist in slagen weer enkele lezers over de streep te trekken ten gunste van het geloof in reïncarnatie.
N.N. 

counter free
Google Analytics Alternative